De quakers en hun „heilig experiment”
De quakers en hun „heilig experiment”
IN JULI 1656 meerde de Swallow, uit Barbados in West-Indië, aan in Boston (Massachusetts), in wat nu de Verenigde Staten van Amerika zijn. Richard Bellingham, ondergouverneur van de kolonie Massachusetts Bay, gaf opdracht de passagiers Mary Fisher en Ann Austin aan boord te houden. Tussen hun bezittingen werden honderd boeken gevonden die naar verluidt „verdorven, ketterse en godslasterlijke leringen” bevatten.
De boeken werden op de marktplaats verbrand. Vervolgens werden de vrouwen gevangengezet, helemaal uitgekleed en op tekenen van hekserij onderzocht. Het raam van hun cel werd afgedekt en vijf weken lang werden de vrouwen in totale duisternis vastgehouden. Iedereen die met ze durfde te praten, riskeerde een boete van vijf pond. Uiteindelijk werden Mary Fisher en Ann Austin teruggestuurd naar Barbados.
Een kroniekschrijver uit die tijd vroeg aan de magistraten: „Waarom raakte u zo geschokt door de komst van twee vrouwen, alsof een geweldig leger uw land was binnengetrokken?” Deze ’gevaarlijke’ vrouwen waren in feite de eerste quakerzendelingen die in Noord-Amerika aankwamen. Wie waren de quakers en waarom werden ze als een bedreiging gezien?
Het Genootschap der Vrienden
De wortels van de quakers, die zichzelf het Genootschap der Vrienden noemen, liggen in het zeventiende-eeuwse Engeland. De stichter was George Fox (1624-1691), de zoon van een wever in Leicestershire. Naar verluidt hoorde hij een wonderbaarlijke stem, waarop hij de conclusie trok dat hij rechtstreeks met God kon spreken en zonder de bemiddeling van mensen verlichting kon ontvangen. „De traditionele datum voor het ontstaan van het Genootschap der Vrienden is 1652”, zegt het boek A Religious History of the American People.
Hoe kwam het dat de Vrienden quakers (quake betekent „sidderen”) werden genoemd? Een naslagwerk zegt dat ze „sidderende bewegingen maakten voordat er een goddelijke openbaring kwam”. In een ander boek staat dat ze „sidderden onder het ontzaglijke gevoel van de oneindige puurheid en luister van God”. Het doel van de quakers was religieuze waarheid te vinden en het oorspronkelijke christendom te doen herleven.
Ze beweerden voor leiding op te zien naar de heilige geest, de profeten uit de *
bijbel, de apostelen van Christus en een innerlijk ’licht’ of een innerlijke ’stem’ die volgens hen geestelijke waarheid openbaarde. Hun bijeenkomsten bestonden dan ook voornamelijk uit perioden van stilte waarin ieder afzonderlijk Gods leiding zocht. Iedereen die een boodschap van God kreeg kon dit kenbaar maken.De quakers geloofden in gerechtigheid, compromisloze eerlijkheid, een sobere leefstijl en geweldloosheid. Ze waren ook van mening dat in hun bediening als christenen vrouwen een volledig gelijkwaardige plaats moesten innemen. Omdat ze de gevestigde religies in twijfel trokken, een afkeer hadden van pracht en praal en van ceremoniën, en beweerden zich te laten leiden door een innerlijke stem in plaats van een klasse van geestelijken, riepen de quakers angst en wantrouwen op. Het meest zorgwekkende vond men hun bekeringsijver, die woede, aanvallen door gepeupel en bemoeienis van overheidswege opriep.
In Engeland werden de quakers vervolgd en gevangengezet, en ook in New England werden ze verbannen en zelfs gedood. Zo werden in Boston tussen 1659 en 1661 de zendelingen Mary Dyer, William Leddra, William Robinson en Marmaduke Stephenson opgehangen. Anderen werden in de boeien geslagen, gebrandmerkt of gegeseld. Bij sommigen werden de oren afgesneden. Een man die William Brend heette, kreeg 117 slagen op zijn blote rug met een geteerd stuk touw. Maar ondanks die wrede behandeling nam het aantal quakers toe.
William Penn en het „heilig experiment”
Begin 1681 nam het leven van de quakers in Noord-Amerika een verrassende wending. William Penn (1644-1718), een jonge Engelse bekeerling van het Genootschap der Vrienden, stichtte een kolonie gebaseerd op quakeridealen en bestuurd door quakers. Dit is wel een „heilig experiment” op het gebied van staatsmanschap genoemd. Penn was de pacifistische zoon van een Britse admiraal en had zelf gevangengezeten omdat hij zijn opvattingen preekte en publiceerde.
Als betaling voor een schuld aan Penns vader kende de koning van Engeland Penn een groot stuk land in Noord-Amerika toe. Dankzij een koninklijk charter kreeg de jonge Penn bijna onbeperkte macht over de nieuwe kolonie, die Pennsylvania (Penns bossen) werd genoemd, ter herinnering aan admiraal Penn. Mensen van alle geloven zouden daar godsdienstvrijheid hebben.
Penn liet eerst zijn neef William Markham naar Amerika gaan om zich te verzekeren van de loyaliteit van de paar Europeanen binnen de grenzen van de nieuwe kolonie en om land te kopen van de indianen. In 1682 voer Penn de rivier de Delaware op en zag hij zijn kolonie voor het eerst. Hij sloot een eerlijk verdrag met de indianen in Shackamaxon (nu Kensington, een deel van Philadelphia). Op ongeveer een kilometer van Shackamaxon stichtte hij een nieuwe nederzetting die
hij Philadelphia (broederliefde) noemde en die snel groeide.Penn ging terug naar Engeland en maakte reclame voor de nieuwe kolonie om mensen zover te krijgen dat ze daarheen emigreerden. Hij schilderde een beeld van mooie landerijen en bossen, een indrukwekkende rivier, wilde dieren, en pelzen. Hij beloofde dat de nieuwe regering religieuze tolerantie en een vreedzame samenleving zou voorstaan. Iedereen was welkom: handwerkslieden, mensen zonder middelen en idealisten die hun steentje wilden bijdragen aan een goede regering.
De hoop op verlichting van de maatschappelijke en politieke problemen in Europa trok quakers uit Engeland en Noord-Ierland. Uit het Rijngebied kwamen mennonieten en verwante groepen. De eerste kolonisten waren vooral quakers, en Penn schreef in 1683 over het veelbelovende begin van de kolonie: „Er zijn twee algemene vergaderingen belegd . . . en er zijn minstens zeventig wetten aangenomen zonder één wanklank.” Maar dit overheersende gevoel van optimisme zou niet blijven.
Het experiment mislukt
Het charter van Penns kolonie gaf iedereen vrijheid van geweten. Als er geweld nodig geacht werd om de orde te handhaven, vormde het pacifisme van de quakers dus een probleem, dat mettertijd steeds grotere proporties aannam. In eerste instantie omzeilde Penn het probleem door niet-quakers als hulpsheriffs aan te stellen om, zoals hij zei, „bij gelegenheid onze buren streng aan te pakken”. In 1689 vormde de dreiging van een oorlog met Frankrijk een extra uitdaging voor de gewetensbezwaren van de quakers.
De problemen werden verergerd toen er grote groepen kolonisten kwamen van wie de meesten geen quakers waren en die zich land van de indianen begonnen toe te eigenen. De quakers werden hierdoor een minderheid, en de relatie met de indianen verslechterde aanzienlijk.
De genadeslag voor de politieke autoriteit van de quakers kwam toen de gouverneur en zijn raad in 1756 de Delaware- en Shawneestammen de oorlog verklaarden. Als reactie hierop trokken de quakers zich uit de regering terug, waardoor er een eind kwam aan hun bestuur. Na zo’n 75 jaar was Penns „heilig experiment” op het gebied van staatsmanschap dus afgelopen.
In de loop van de tijd begon de godsdienstijver van de quakers af te nemen naarmate hun welvaart toenam. Quaker Samuel Fothergill zei: „Nu hun geest meer op deze wereld gericht was, konden [quakerkolonisten] hun nakomelingen niet in de geboden onderrichten die ze zelf waren vergeten.” Na verloop van tijd ontstonden er ook afscheidingen.
Penn en zijn aanhangers mogen dan nobele motieven en tijdelijk succes hebben gehad, Jezus’ woorden dat hij en zijn discipelen „geen deel van de wereld” zijn, hebben ze niet goed begrepen of genegeerd (Johannes 17:16). Iedere onderneming, hoe goed bedoeld ook, waarbij een samenwerking tussen religie en de politiek van de wereld wordt nagestreefd, heeft niet de zegen van God of zijn Zoon (Jakobus 4:4; 1 Johannes 5:19). Daarom kan zoiets nooit slagen. — Psalm 127:1.
[Voetnoot]
^ ¶8 Tegenwoordig hebben veel quakerskerken een meer georganiseerde dienst met een betaalde voorganger.
[Kader op blz. 12]
„MIJN KONINKRIJK IS GEEN DEEL VAN DEZE WERELD”
Waarom uitte Jezus deze woorden, die staan opgetekend in Johannes 18:36? Het antwoord wordt duidelijk als we begrijpen wat Gods koninkrijk is. Gods koninkrijk, het hoofdthema van Jezus’ onderwijs, is niets minder dan een wereldregering in handen van Jezus Christus (Jesaja 9:6, 7; Lukas 4:43). Het maakt geen gebruik van menselijke regeringen, maar zal daar een eind aan maken en de enige regering op aarde worden (Daniël 2:44; 7:13, 14). Hierover sprak Jezus in het Onze Vader toen hij zei: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde” (Mattheüs 6:9, 10). Gehoorzame onderdanen van dat koninkrijk zullen een leven van hoge kwaliteit hebben dat oprechte mannen zoals William Penn nooit konden realiseren — ze zullen in volmaakte gezondheid genieten van eeuwig leven in een vredige, paradijselijke omgeving. — Lukas 23:43; Openbaring 21:3, 4.
[Illustratie op blz. 10]
Vergadering van quakers in Philadelphia (19de eeuw)
[Illustratie op blz. 10]
Quaker Mary Dyer op weg naar haar terechtstelling in de kolonie Massachusetts Bay
[Illustratie op blz. 11]
Quakers verlaten Engeland (17de eeuw)
[Illustratie op blz. 11]
William Penn sluit een verdrag met de indianen (1682)
[Illustratieverantwoording op blz. 10]
Both pictures: © North Wind Picture Archives
[Illustratieverantwoording op blz. 11]
Boats: © North Wind Picture Archives; treaty: Brown Brothers