BIJBELVERZEN UITGELEGD
Genesis 1:1 — ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’
‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’ (Genesis 1:1, Nieuwewereldvertaling).
‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’ (Genesis 1:1, Statenvertaling, 1977).
Betekenis van Genesis 1:1
Deze openingszin van de Bijbel bevat twee belangrijke waarheden. Ten eerste: ‘de hemel en de aarde’, het stoffelijke universum, hebben een begin gehad. Ten tweede: ze zijn door God geschapen (Openbaring 4:11).
De Bijbel vertelt niet hoelang geleden God het universum schiep en ook niet hoe hij dat deed. Maar er wordt wel in uitgelegd dat hij het universum schiep door middel van zijn ‘enorme dynamische energie en ontzagwekkende kracht’ (Jesaja 40:26).
Het woord ‘schiep’ is een vertaling van een Hebreeuws werkwoord dat uitsluitend gebruikt wordt voor iets dat God doet. a In de Bijbel wordt alleen Jehovah b ‘Schepper’ genoemd (Jesaja 42:5; 45:18).
Context van Genesis 1:1
Het eerste vers van het boek Genesis vormt de inleiding tot het scheppingsverslag in Genesis hoofdstuk 1 en 2. In Genesis 1:1 tot 2:4 wordt beknopt beschreven in welke stappen God de aarde en al het leven erop, inclusief de eerste man en vrouw, schiep. Na dit algemene overzicht geeft de Bijbel een meer gedetailleerde beschrijving van de schepping van de eerste twee mensen (Genesis 2:7-25).
Genesis beschrijft Gods scheppingswerk als iets dat over een periode van zes ‘dagen’ plaatsvond. Dat waren geen letterlijke dagen van 24 uur, maar tijdsperiodes van onbekende lengte. Dat het woord ‘dag’ op verschillende tijdsperiodes kan slaan, blijkt uit Genesis 2:4, waar ‘dag’ wordt gebruikt als synoniem voor ‘tijd’. De zes scheppingsdagen samen worden daar één ‘dag’ genoemd.
Misvattingen over Genesis 1:1
Misvatting: God schiep het stoffelijke universum een paar duizend jaar geleden.
Feit: De Bijbel zegt niet wanneer het universum werd geschapen. De uitspraak in Genesis 1:1 is niet in strijd met de huidige schattingen dat het universum miljarden jaren oud is. c
Misvatting: Uit Genesis 1:1 blijkt dat God deel uitmaakt van een drie-eenheid, omdat het Hebreeuwse woord voor ‘God’ in dit vers in het meervoud staat.
Feit: De titel ‘God’ is een vertaling van het Hebreeuwse woord ʼElohim, dat in het meervoud staat om majesteit of uitnemendheid aan te duiden, niet om meerdere personen aan te duiden. De New Catholic Encyclopedia erkent dat de meervoudsvorm ʼElohim, zoals die gebruikt wordt in Genesis 1:1, ‘altijd gecombineerd wordt met een werkwoord in het enkelvoud, waaruit blijkt dat het — net als bij het koninklijk meervoud — gaat om een meervoud van uitnemendheid, niet om meerdere personen’ (Tweede editie, Deel 6, blz. 272).
Lees Genesis hoofdstuk 1 met verklarende voetnoten en kruisverwijzingen.
a De HCSB Study Bible zegt over dit woord: ‘Bij de actieve vorm van het Hebreeuwse werkwoord bara’, dat “scheppen” betekent, is een mens nooit het onderwerp van de zin. Bara’ duidt dus uitsluitend op iets dat God doet’ (blz. 7).
b Jehovah is de naam van God (Psalm 83:18).
c The Expositor’s Bible Commentary zegt over de Hebreeuwse term die vertaald is met ‘in het begin’: ‘De term geeft niet de specifieke lengte of duur van de periode aan’ (Herziene versie, Deel I, blz. 51).