Doorgaan naar inhoud

De graduatie van de 134ste Gileadklas: „Volg hun geloof na”

De graduatie van de 134ste Gileadklas: „Volg hun geloof na”

De 134ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead is op zaterdag 9 maart 2013 afgestudeerd in het onderwijscentrum van Jehovah’s Getuigen in Patterson (New York). Deze school leidt ervaren predikers onder de Getuigen op om productiever te worden in hun dienst. Vrienden, familieleden en anderen woonden samen met de graduerende studenten het programma bij. In totaal waren er 9912 aanwezigen.

Mark Sanderson, lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, was de voorzitter van het programma. Hij herinnerde het publiek eraan dat de Gileadschool zeventig jaar daarvoor op 1 februari 1943 van start was gegaan. Bij die gelegenheid had de president van de school, Nathan Knorr, het doel ervan uitgelegd: „Er zouden nog honderdduizenden mensen meer bereikt kunnen worden [met het goede nieuws van Gods Koninkrijk] als er meer werkers in het veld zouden zijn. Door de genade van de Heer zullen die er komen.” Was het vertrouwen van broeder Knorr misplaatst?

Neem het volgende voorbeeld. Kort nadat de Gileadschool begonnen was, ging broeder Knorr naar Mexico om te kijken waar de zendelingen konden dienen. Tijdens zijn bezoek werden alle gemeenten binnen een straal van 240 kilometer van Mexico-Stad uitgenodigd voor een bijeenkomst, en er waren 400 aanwezigen. Nu, bijna zeventig jaar nadat de eerste Gileadzendelingen in Mexico aankwamen, zouden er meer dan 200.000 aanwezigen zijn als de gemeenten in hetzelfde gebied voor een bijeenkomst werden uitgenodigd!

„Wat heb je in je hand?” Anthony Griffin, lid van het bijkantoorcomité van de VS, besprak dit thema, dat gebaseerd was op Exodus 4:2. In dit verslag vroeg God aan Mozes: „Wat hebt gij daar in uw hand?” Mozes antwoordde: „Een staf.” Jehovah gebruikte die staf als een symbool van de autoriteit en de opdracht die hij Mozes gaf (Exodus 4:5). Mozes had Gods goedkeuring toen hij zijn autoriteit tot eer van Hem gebruikte, maar hij deed God verdriet toen hij die autoriteit gebruikte om zichzelf te verheerlijken en zijn broeders verwijten te maken, zoals hij deed bij Meriba (Numeri 20:9-13).

Broeder Griffin vergeleek de staf van Mozes met de opleiding die de Gileadstudenten gekregen hebben, en hij moedigde ze aan die niet te gebruiken om autoriteit over anderen uit te oefenen. Hij gaf ze de raad: „Gebruik wat je gekregen hebt om Jehovah te loven en te eren, en je zult een zegen blijven voor degenen die je dient.”

„Denk aan het manna.” Stephen Lett van het Besturende Lichaam benadrukte de volgende vier lessen die we kunnen leren van het manna dat God de Israëlieten in de woestijn door een wonder gaf:

  • Blijf hard werken (Numeri 11:8). De Israëlieten moesten werken om het manna te kunnen eten — ze moesten het snel verzamelen en er dan een maaltijd van maken (Exodus 16:21).

  • Klaag nooit over Jehovah’s voorzieningen (Numeri 11:5, 6). De Israëlieten mopperden over het manna, maar Jehovah vatte hun geklaag persoonlijk op. Net als het manna is het geestelijke voedsel dat wij krijgen niet altijd even spectaculair, maar het is wel altijd voedzaam. We moeten heel dankbaar zijn voor al Jehovah’s voorzieningen.

  • Vertrouw erop dat Jehovah echt voor je zal zorgen. Hij zorgde er elke dag opnieuw voor dat er manna was, met inbegrip van een dubbele portie op de dag vóór de sabbat (Exodus 16:22-26). Zo kunnen ook wij erop vertrouwen dat Jehovah in onze behoeften zal voorzien (Mattheüs 6:11).

  • Ongehoorzaamheid leidt nooit tot zegeningen (Exodus 16:19, 20, 25-28). Israëlieten die op de sabbat manna wilden gaan verzamelen, vonden niets en haalden zich Jehovah’s ongenoegen op de hals. En personen die op een andere dag van de week manna tot de volgende dag bewaarden, merkten dat er maden in zaten en dat het vreselijk ging stinken.

Vervolgens spoorde broeder Lett de studenten aan de lessen te onthouden die we van het manna leren, want dan zal Jehovah ’de sluizen van de hemel openen en werkelijk een zegen over ons uitgieten totdat er geen gebrek meer is’ (Maleachi 3:10).

„Zorg dat je klaar bent voor de nieuwe wereld.” William Samuelson, de opziener van de afdeling Theocratische Scholen, ging in op het feit dat we allemaal klaarstaan om de nieuwe wereld binnen te gaan. Maar het is nog belangrijker dat we er echt klaar voor zijn in die zin dat we goed voorbereid zijn. Daarvoor moeten we „gezond van verstand” zijn (1 Petrus 4:7).

We laten zien dat we gezond van verstand zijn door de manier waarop we met onze eigen onvolmaaktheden omgaan. We moeten Satan en de wereld die onder zijn invloed staat niet de schuld geven van al onze tekortkomingen. We denken misschien dat we in de nieuwe wereld onze zwakheden makkelijk kunnen afleren als God alle slechte invloeden heeft verwijderd. Maar we moeten nu al vechten tegen negatieve eigenschappen zoals egoïsme door ’de nieuwe persoonlijkheid aan te doen’ (Efeziërs 4:24).

„Leg je pen neer.” Mark Noumair, een Gileadleraar, gebruikte de illustratie van een pen om aan te geven dat we vaak de neiging hebben „in het leven ons eigen draaiboek te schrijven”. We ’leggen onze pen neer’ als we toelaten dat Jehovah het draaiboek schrijft.

Koning Saul is in dit verband een waarschuwend voorbeeld. Toen hij koning werd, was hij heel bescheiden en nederig (1 Samuël 10:22, 27; 11:13). Maar al snel ging hij ’zijn eigen draaiboek schrijven’ door te doen wat goed was in zijn eigen ogen en zichzelf te verheerlijken. God verwierp hem vanwege zijn ongehoorzaamheid (1 Samuël 14:24; 15:10, 11).

Hoewel de studenten tot nu toe getrouw zijn geweest, herinnerde broeder Noumair ze eraan dat ze Gods werk op Gods manier moeten blijven doen. Hij gaf ze de raad: „Denk niet dat door God gebruikt worden hetzelfde is als zijn goedkeuring hebben.” Mozes bijvoorbeeld hield zich niet aan Gods instructies toen hij door een wonder water uit de rots liet komen. Hij boekte resultaat, maar hij kreeg niet Gods zegen (Numeri 20:7-12).

„Imiteer de luide stem van de engel in het midden van de hemel.” Gileadleraar Sam Roberson baseerde zijn inleidende opmerkingen op Openbaring 14:6, 7. Vervolgens speelden studenten recente ervaringen uit de prediking na. Een student die in het ziekenhuis moest herstellen van een operatie, gaf getuigenis aan een verpleegster. Omdat ze uit Peru kwam, begon hij het gesprek door haar op de website jw.org een plaatje te laten zien van de prediking in Chachapoyas (Peru). Dat leidde ertoe dat zij en haar man Bijbelstudie namen.

„Gij hebt mij misleid (...) zodat ik mij heb laten misleiden” (Jeremia 20:7). Allen Shuster, bijkantoorcomitélid in de VS, interviewde twee echtparen uit de klas. De studenten hadden het gevoel dat ze door Jehovah „misleid” waren. In welk opzicht? In eerste instantie vroegen ze zich af of ze de cursus wel aan zouden kunnen. Maar toen ze eenmaal aan de opleiding begonnen waren, merkten ze dat ze heel veel hulp kregen om er een succes van te maken. Marianne Aronsson uitte haar waardering voor de Gileadschool als volgt: „Ik hoef me nooit meer af te vragen wat ik moet bestuderen. Ik ben gaan inzien dat elk Bijbelvers een juweeltje is.”

„Volg hun geloof na.” David Splane van het Besturende Lichaam hield de hoofdlezing, die gebaseerd was op Hebreeën 13:7: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na.” Hoe lieten degenen die zeventig jaar geleden „de leiding namen” bij het werk van Jehovah’s Getuigen zien dat ze geloof hadden?

Op 24 september 1942 belegde Nathan Knorr een vergadering met de bestuursleden van de twee corporaties die door de Getuigen werden gebruikt. Hij stelde voor om een nieuwe school, Gilead, op te richten voor het opleiden van zendelingen die in nieuwe gebieden het voortouw konden nemen bij de prediking. Maar de omstandigheden leken niet ideaal voor zo’n school. De Tweede Wereldoorlog was in volle gang, waardoor het moeilijk of onmogelijk was om zendelingen naar bepaalde landen te sturen. Bovendien was het financiële stelsel in de jaren dertig zo goed als ingestort en had de organisatie maar net genoeg geld om de school vijf jaar te kunnen laten doorgaan. Toch lieten deze broeders zien dat ze geloof hadden door het voorstel unaniem goed te keuren.

Ook afgestudeerden van de eerste Gileadklassen hebben een heel goed voorbeeld gegeven door hun geloof. Ze leerden tevreden te zijn en vermeden liefde voor geld (Hebreeën 13:5, 6). Velen van hen dachten dat ze hun familie nooit meer zouden zien omdat die het zich niet kon veroorloven de zendelingen terug te laten komen voor een bezoek. En veel zendelingen zagen hun familie inderdaad de eerste tien tot vijftien jaar niet. Maar ze waren ervan overtuigd dat Jezus voor hen en hun familie zou blijven zorgen zoals hij dat altijd had gedaan (Hebreeën 13:8).

Eerste Gileadklas (1943)

Broeder Splane vertelde dat enkelen van de studenten al voordat ze naar Gilead kwamen in een moeilijke buitenlandse toewijzing dienden. Vervolgens zei hij tegen de studenten: „Jullie, prachtige jonge mensen, zetten een schitterende traditie voort: al zeventig jaar wonen mannen en vrouwen de Gileadschool bij. (...) Wees gelukkig, waar je Jehovah ook dient.”

Aan het eind van zijn lezing liet hij een diavoorstelling zien met foto’s van de 77 afgestudeerden van Gilead die nu op het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in de VS dienen, onder wie twee afgestudeerden van de eerste klas in 1943. Ondertussen waren er gezongen liederen te horen die de Getuigen de afgelopen zeventig jaar bij hun aanbidding gebruikt hebben.

Nadat de diploma’s waren uitgereikt, las een van de studenten een bedankbrief van de klas voor. Daarna besloot broeder Sanderson het programma door te benadrukken dat hoewel er zeventig jaar zijn voorbijgegaan, de opmerkingen van broeder Knorr tegen de eerste Gileadklas nog steeds vol betekenis zijn: „Waar je ook heen wordt gestuurd, onthoud dat je (...) een verkondiger van het Koninkrijk bent; en het grootste voorrecht dat enig schepsel op aarde kan hebben, is om Jehovah als verkondiger te loven in deze tijd, vóór Armageddon. (...) Predik zolang je het voorrecht hebt om te prediken.”