Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De apologeten — Christelijke geloofsverdedigers of pseudofilosofen?

De apologeten — Christelijke geloofsverdedigers of pseudofilosofen?

De apologeten — Christelijke geloofsverdedigers of pseudofilosofen?

INCEST, kindermoord, kannibalisme: dat waren enkele van de absurde beschuldigingen die in de tweede eeuw tegen christenen werden ingebracht. Daardoor ontstond zo’n golf van vervolging dat schrijvers die beleden christen te zijn, zich gedwongen voelden hun geloof te verdedigen. Deze schrijvers, die later als de apologeten of geloofsverdedigers bekend kwamen te staan, stelden zich ten doel te bewijzen dat hun godsdienst onschadelijk was, om zo de Romeinse autoriteiten en de publieke opinie te winnen.

Het was een riskante onderneming, want het rijk en de publieke opinie waren meestal alleen te sussen door toe te geven, wat ertoe kon leiden dat het christelijke geloof werd afgezwakt door ongerechtvaardigde compromissen. Ook was het zeker niet denkbeeldig dat er alleen maar meer vervolging werd uitgelokt. Hoe verdedigden de apologeten hun geloof? Welke argumenten voerden ze aan? En wat waren de resultaten van hun inspanningen?

De apologeten en het Romeinse Rijk

De apologeten waren hoogopgeleide mannen uit de tweede en het begin van de derde eeuw. De beroemdsten van hen waren Justinus Martyr, Clemens van Alexandrië en Tertullianus. * Hun geschriften waren voornamelijk gericht tot heidenen en de Romeinse autoriteiten, met de bedoeling het christelijke geloof te verklaren, en ze bevatten heel wat verwijzingen naar de Bijbel. De apologeten verweerden zich bovenal tegen de vervolgers, ontkenden hun beschuldigingen en stelden de christenen in een gunstig daglicht.

Een van de voornaamste doelen van de apologeten was, de autoriteiten ervan te overtuigen dat christenen geen vijanden van de keizer of het rijk waren. Tertullianus zei over de keizer dat ’hij door onze God is aangesteld’, en Athenagoras verdedigde de erfelijkheid van de keizerlijke troon, waardoor hij betrokken raakte bij de toenmalige politiek. Ze negeerden daarmee de woorden van Jezus Christus, die had gezegd: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Johannes 18:36).

De apologeten opperden ook dat er banden moesten zijn tussen Rome en het christelijke geloof. Volgens Meliton vormden de twee entiteiten een paar en droegen ze bij aan het welzijn van het rijk. De anonieme schrijver van De brief aan Diognetus vergeleek christenen met de ziel die ’de wereld in stand houdt’. En Tertullianus schreef dat christenen baden voor de voorspoed van het rijk en voor uitstel van het einde der tijden. Het gevolg was dat de komst van Gods koninkrijk niet meer zo nodig leek (Mattheüs 6:9, 10).

Het ’christendom’ wordt een filosofie

De filosoof Celsus beschreef de christenen spottend als „wolwerkers, schoenmakers, leerlooiers, de ongeletterdste en meest onbeschaafde mensen”. Die spot vonden de apologeten onverdraaglijk. Ze besloten de publieke opinie te winnen door hun toevlucht te nemen tot een nieuwe tactiek. De eens afgewezen wereldse wijsheid werd nu aangewend voor de ’christelijke’ zaak. Clemens van Alexandrië bijvoorbeeld zag de filosofie of wijsbegeerte als „ware theologie”. Justinus, die beweerde de heidense filosofie te verwerpen, was juist de eerste die gebruikmaakte van filosofische taal en begrippen om ’christelijke’ denkbeelden te verwoorden, omdat hij die soort filosofie „veilig en dienstig” vond.

Van toen af aan werd de strategie gevolgd zich niet tegen de filosofie te kanten, maar het zogenaamde christelijk denken tot een filosofie te maken die uitsteeg boven die van de heidenen. ’Veel van wat wij leren is hetzelfde als van de dichters en wijsgeren, met wie gij zo hoog wegloopt, ja sommige dingen zelfs veel beter en Godewaardig’, schreef Justinus. Gesierd met die nieuwe filosofische opsmuk liet het ’christelijk’ denken zich nu voorstaan op de waardigheid van de hoge leeftijd. De apologeten wezen erop dat de christelijke boeken veel ouder waren dan die van de Grieken en dat de Bijbelse profeten vóór de Griekse filosofen hadden geleefd. Bepaalde apologeten concludeerden zelfs dat de filosofen dingen van de profeten hadden overgenomen. Plato zou een discipel van Mozes zijn geweest!

Het christendom verdraaid

Deze nieuwe strategie leidde tot een mengeling van christendom en heidense filosofie. Er werden vergelijkingen getrokken tussen Griekse goden en Bijbelse personen. Jezus werd vergeleken met Perseus, en de bevruchting van Maria met die van Perseus’ moeder, Danaë, van wie werd gezegd dat ook zij maagd was.

Bepaalde leerstellingen ondergingen aanzienlijke veranderingen. Zo wordt Jezus in de Bijbel „de Logos” genoemd, wat Gods „Woord” of Woordvoerder betekent (Johannes 1:1-3, 14-18; Openbaring 19:11-13). Al heel vroeg werd die leer verdraaid door Justinus, die als een filosoof een heel verhaal bouwde rond de twee mogelijke betekenissen van het Griekse woord logos: „woord” en „rede”. Christenen, zo zei hij, ontvingen het woord in de persoon van Christus zelf. Maar logos in de betekenis „rede” wordt in ieder mens aangetroffen, ook in heidenen. En dus, zo concludeerde hij, zijn degenen die in harmonie met de rede leven christenen, zelfs zij die beweerden atheïsten te zijn of voor atheïsten werden aangezien, zoals Socrates en anderen.

Door bovendien een connectie te forceren tussen Jezus en de logos van de Griekse filosofie, die nauw verband hield met de persoon van God, sloegen de apologeten, met inbegrip van Tertullianus, een pad in dat het christendom uiteindelijk naar het Drie-eenheidsdogma voerde. *

Het woord „ziel” komt ruim 850 maal in de Bijbel voor, waaronder meer dan 100 keer in zijn Griekse vorm. Het heeft voornamelijk betrekking op sterfelijke, levende schepselen, hetzij mens of dier (1 Korinthiërs 15:45; Jakobus 5:20; Openbaring 16:3). De apologeten verdraaiden deze Bijbelse leer echter door die in verband te brengen met Plato’s filosofie van een ziel die losstaat van het lichaam en onzichtbaar en onsterfelijk is. Minucius Felix beweerde zelfs dat het geloof in de opstanding terug te voeren was op Pythagoras’ leer van de zielsverhuizing. Wat waren ze onder Griekse invloed ver van de Bijbelse leerstellingen afgedwaald!

De verkeerde keuze

Sommige apologeten beseften het gevaar dat de filosofie voor het christelijke geloof kon betekenen. Maar hoewel ze de filosofen bekritiseerden, hielden ze toch van de intellectuele benadering van de filosofie. Tatianus bijvoorbeeld veroordeelde de filosofen omdat ze niets goeds tot stand brachten, maar tegelijkertijd noemde hij het christelijke geloof „onze filosofie” en genoot hij naar hartenlust van filosofische speculaties. Tertullianus laakte enerzijds de invloed van de heidense filosofie op het christelijk denken, maar verklaarde anderzijds dat hij in het voetspoor wilde treden van „Justinus, wijsgeer en martelaar”, van „Miltiades, de sophist der gemeenten”, en van anderen. Athenagoras noemde zich „een christelijk wijsgeer uit Athene”. Van Clemens wordt gezegd dat hij van mening was dat „de filosofie oordeelkundig door de christen gebruikt kan worden als hulpmiddel voor het verwerven van wijsheid en ter verdediging van het geloof”.

Welk succes deze apologeten ook met het verdedigen van hun geloof gehad mogen hebben, ze hadden een ernstige fout gemaakt in hun verdediging. Hoe dat zo? De apostel Paulus herinnerde christenen eraan dat onder de geestelijke wapens die hun ter beschikking stonden, er geen krachtiger is dan „het woord van God”, dat ’levend is en kracht uitoefent’. Daarmee, zo zei Paulus, „werpen [we] redeneringen omver en elke hoogte die wordt opgericht tegen de kennis van God” (Hebreeën 4:12; 2 Korinthiërs 10:4, 5; Efeziërs 6:17).

Op de avond voor zijn dood zei Jezus tegen zijn discipelen: „Schept moed! ik heb de wereld overwonnen” (Johannes 16:33). De problemen en beproevingen die hij in de wereld had meegemaakt, hadden geen afbreuk gedaan aan zijn geloof en zijn loyaliteit aan zijn Vader. In dezelfde trant schreef de laatst levende apostel, Johannes: „Dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen: ons geloof” (1 Johannes 5:4). Hoewel de apologeten het christelijke geloof wilden verdedigen, deden ze de verkeerde keuze door de denkbeelden en de benadering van de wereldse filosofie over te nemen. Dat had tot gevolg dat de apologeten door zulke filosofieën werden verleid en dat de wereld hen en hun vorm van christendom overwon. In plaats dat de apologeten van de vroege kerk voorvechters en verdedigers van het ware christelijke geloof waren, vielen ze dus, misschien zonder het zelf te beseffen, in de strik die gezet was door Satan, die ’zich blijft veranderen in een engel des lichts’ (2 Korinthiërs 11:14).

De geestelijken en theologen van de hedendaagse kerken bewandelen grotendeels hetzelfde pad. In plaats van het ware christendom te verdedigen door Gods Woord te gebruiken, halen ze de Bijbel vaak omlaag en nemen ze bij hun onderwijs hun toevlucht tot wereldse filosofie in een poging de publieke opinie en de gevestigde orde te winnen. Ze hebben geen waarschuwing laten horen voor de gevaren die het met zich meebrengt de onbijbelse trends van de wereld te volgen, maar zijn leraren geworden die hun best doen hun toehoorders ’de oren te kittelen’ om zo aanhangers te winnen (2 Timotheüs 4:3). Helaas hebben deze leraren, net als de vroege apologeten, de apostolische waarschuwing in de wind geslagen: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus.” En we worden eraan herinnerd dat „hun einde zal zijn overeenkomstig hun werken” (Kolossenzen 2:8; 2 Korinthiërs 11:15).

[Voetnoten]

^ ¶5 Ook waren er Quadratus, Aristides, Tatianus, Apollinaris, Athenagoras, Theophilus, Meliton, Minucius Felix en andere minder bekende schrijvers. Zie De Wachttoren van 15 mei 2003, blz. 27-29, en 15 maart 1996, blz. 28-30.

^ ¶14 Zie voor verdere informatie over wat Tertullianus geloofde De Wachttoren van 15 mei 2002, blz. 29-31.

[Inzet op blz. 31]

„Wij werpen redeneringen omver en elke hoogte die wordt opgericht tegen de kennis van God.” — 2 KORINTHIËRS 10:5

[Illustratie op blz. 28]

In de ogen van Justinus was het „veilig en dienstig” een voorbeeld aan de filosofie te nemen

[Illustratie op blz. 29]

Clemens beschouwde de filosofie als „ware theologie”

[Illustratie op blz. 29]

Het filosoferen van Tertullianus droeg bij tot de Drie-eenheidsleer

[Illustratie op blz. 29]

Tatianus noemde het christendom „onze filosofie”

[Illustratie op blz. 30]

Hedendaagse geestelijken en theologen bewandelen het pad van de apologeten

[Illustratie op blz. 31]

De apostel Paulus waarschuwde tegen de filosofieën en het bedrog van mensen

[Illustratieverantwoording op blz. 29]

Clement: Historical Pictures Service; Tertullian: © Bibliothèque nationale de France