„Zie! Jehovah’s slavin!”
Volg hun geloof na
„Zie! Jehovah’s slavin!”
MARIA keek met grote ogen op toen de bezoeker haar huis binnenstapte. Hij vroeg niet naar haar vader of haar moeder. Hij kwam voor haar! Hij kon niet uit Nazareth zijn, dat wist ze zeker. In een kleine stad zoals de hare vielen vreemden op. Deze bezoeker zou overal opvallen. Hij richtte zich tot Maria op een manier die helemaal nieuw voor haar was, want hij zei: „Goedendag, hooglijk begunstigde, Jehovah is met u.” — Lukas 1:28.
Zo laat de Bijbel ons kennismaken met Maria, de dochter van Eli, uit de stad Nazareth in Galilea. We ontmoeten haar op een cruciaal moment in haar leven. Ze was verloofd met de timmerman Jozef, geen rijke man maar wel iemand met een groot geloof. Het kan dus geleken hebben of haar leven keurig voor haar uitgestippeld lag: een eenvoudig leven waarin ze een steun zou zijn voor haar man Jozef en samen met hem een gezin zou grootbrengen. Maar nu stond ze plotseling oog in oog met deze bezoeker die bij haar kwam met een speciale taak van haar God, een verantwoordelijkheid die haar leven zou veranderen.
Het zal u misschien verbazen dat de Bijbel ons niet veel over Maria vertelt. Er staat weinig in over haar achtergrond, nog minder over haar persoonlijkheid, en helemaal niets over haar uiterlijk. Maar wat Gods Woord wel over haar vertelt, is veelzeggend.
Om Maria te leren kennen, moeten we ons niet blindstaren op veel denkbeelden die in verschillende godsdiensten over haar geleerd worden. Laten we dus de talloze in verf, marmer of pleisterwerk uitgevoerde „beeltenissen” terzijde schuiven. Laten we ook de complexe theologie en het ingewikkelde dogma terzijde schuiven waardoor deze nederige vrouw verheven titels als „Moeder Gods” en „Koningin des hemels” toebedeeld heeft gekregen. Laten we ons in plaats daarvan concentreren op wat de Bijbel echt over haar vertelt. Dat geeft ons een onschatbaar inzicht in haar geloof en hoe we het kunnen navolgen.
Bezoek van een engel
Zoals u misschien weet, was Maria’s bezoeker niet zomaar een mens. Het was de engel Gabriël. Toen hij Maria „hooglijk begunstigde” noemde, was ze „diep verontrust” door zijn woorden en vroeg ze zich af wat die ongewone begroeting wel te betekenen had (Lukas 1:29). Hooglijk begunstigd door wie? Maria verwachtte niet hooglijk begunstigd te zijn onder de mensen. De engel sprak echter over de gunst van Jehovah God. Dat vond ze belangrijk. Maar ze ging er niet trots van uit dat ze Gods gunst genoot. Als wij naar Gods gunst streven, en nooit hoogmoedig aannemen dat we die al genieten, zullen we een belangrijke les leren die de jonge Maria volkomen begreep. God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij heeft nederige en bescheiden mensen lief en steunt hen. — Jakobus 4:6.
Maria zou die nederigheid nodig hebben, want de engel bood haar het vooruitzicht op een bijna onvoorstelbaar voorrecht. Hij legde uit dat ze een kind zou baren dat de belangrijkste van alle mensen zou worden. Gabriël zei: „Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Lukas 1:32, 33). Maria was beslist op de hoogte van de belofte die God ruim duizend jaar daarvoor aan David had gedaan, namelijk dat een van zijn nakomelingen eeuwig zou regeren (2 Samuël 7:12, 13). Haar zoon zou dus de Messias zijn op wie Gods volk eeuwenlang had gehoopt!
Bovendien vertelde de engel haar dat haar zoon „de Zoon van de Allerhoogste” genoemd zou worden. Hoe kon een menselijke vrouw Gods Zoon ter wereld brengen? En kon Maria überhaupt wel een zoon ter wereld brengen? Ze was verloofd met Jozef maar nog niet met hem getrouwd. Die vraag bracht Maria onbeschroomd onder woorden: „Hoe zal dit geschieden, daar ik geen gemeenschap heb met een man?” (Lukas 1:34) Merk op dat Maria zonder een spoortje schaamte over haar maagdelijkheid sprak. Ze hechtte juist veel waarde aan haar eerbaarheid. Tegenwoordig willen veel jongeren maar al te graag van hun maagdelijkheid af en drijven ze de spot met jongeren die daar anders over denken. De wereld is beslist veranderd. Maar Jehovah is niet veranderd (Maleachi 3:6). Net als in Maria’s tijd heeft hij waardering voor personen die zich aan zijn morele maatstaven houden. — Hebreeën 13:4.
Hoewel Maria een trouwe aanbidster van God was, was ze een onvolmaakt mens. Hoe kon ze dan een volmaakte nakomeling ter wereld brengen, de Zoon van God? Gabriël legde uit: „Heilige geest zal over u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal hetgeen wordt geboren, heilig, Gods Zoon, worden genoemd” (Lukas 1:35). Heilig betekent „rein”, „zuiver”. Normaal gesproken dragen mensen hun onreine, zondige toestand op hun nakomelingen over. Maar in dit geval zou Jehovah een uniek wonder verrichten. Hij zou het leven van zijn Zoon vanuit de hemel naar de baarmoeder van Maria overbrengen en dan zijn werkzame kracht of heilige geest gebruiken om Maria te „overschaduwen”, zodat het kind voor elk spoor van zonde werd behoed. Hechtte Maria geloof aan de belofte van de engel? Wat was haar reactie?
Maria’s reactie op Gabriëls woorden
Sceptici, onder wie sommige theologen uit de christenheid, vinden het moeilijk te geloven dat een maagd een kind kan krijgen. Ondanks al hun geleerdheid ontgaat hun een simpele waarheid. Gabriël verwoordde die zo: „Bij God zal geen verklaring een onmogelijkheid zijn” (Lukas 1:37). Maria nam Gabriëls woorden als waar aan, want ze was een jonge vrouw met een groot geloof. Maar dat geloof was geen lichtgelovigheid. Zoals elk weldenkend mens had Maria bewijzen nodig als basis voor haar geloof. Gabriël was bereid nog iets aan de bewijzen die ze al kende toe te voegen. Hij vertelde haar over haar bejaarde familielid Elisabeth, die als onvruchtbaar bekendstaande vrouw. God had het door een wonder mogelijk gemaakt dat ze zwanger werd!
Wat zou Maria doen? Ze wist wat haar taak was en ze had bewijzen dat God alles ging doen wat Gabriël gezegd had. We mogen er niet van uitgaan dat dit voorrecht geen angsten of problemen met zich meebracht. Zo moest ze bijvoorbeeld denken aan haar verloving met Jozef. Zou hij nog wel met haar willen trouwen als bleek dat ze zwanger was? Bovendien kan de
taak op zich haar een overweldigende verantwoordelijkheid hebben toegeleken. Ze moest het leven dragen van het kostbaarste van al Gods schepselen: zijn eigen geliefde Zoon! Ze zou hem moeten verzorgen als hij een hulpeloze baby was en hem in een goddeloze wereld moeten beschermen. Wat een zware verantwoordelijkheid!De Bijbel laat zien dat zelfs sterke, getrouwe mannen soms geaarzeld hebben moeilijke taken van God te aanvaarden. Mozes protesteerde dat hij niet vlot genoeg sprak om als Gods woordvoerder op te treden (Exodus 4:10). Jeremia wierp tegen dat hij „nog maar een jongen” was, te jong om de taak op zich te nemen die God hem toebedeelde (Jeremia 1:6). En Jona liep weg voor zijn toewijzing! (Jona 1:3) Wat zou Maria doen?
Haar in alle nederigheid en gehoorzaamheid gesproken woorden echoën door de eeuwen. Ze zei tegen Gabriël: „Zie! Jehovah’s slavin! Mij geschiede naar uw verklaring” (Lukas 1:38). Een slavin was de laagste bediende; haar leven lag helemaal in de handen van haar meester. Zo dacht Maria over haar Meester, Jehovah. Ze wist dat ze veilig was in zijn handen, dat hij loyaal is tegenover degenen die loyaal zijn aan hem, en dat hij haar zou zegenen als ze zich zo goed mogelijk van die moeilijke taak zou kwijten. — Psalm 18:25.
Soms vraagt God ons iets te doen wat in onze ogen moeilijk, onmogelijk zelfs, kan lijken. Maar in zijn Woord geeft hij ons volop redenen om hem te vertrouwen en net als Maria ons lot in zijn handen te leggen (Spreuken 3:5, 6). Doen we dat? Zo ja, dan zal hij ons belonen en ons redenen geven om een nog sterker geloof in hem op te bouwen.
Het bezoek aan Elisabeth
Gabriëls woorden over Elisabeth betekenden veel voor Maria. Wie van alle vrouwen ter wereld zou haar situatie beter kunnen begrijpen? Maria begaf zich met spoed naar het bergland van Juda, een tocht van misschien wel drie of vier dagen. Toen ze het huis van Elisabeth en de priester Zacharias binnenging, beloonde Jehovah haar met nog een deugdelijk bewijs om haar geloof te versterken. Elisabeth hoorde Maria’s groet en voelde onmiddellijk de baby in haar schoot van vreugde opspringen. Ze werd met heilige geest vervuld en noemde Maria „de moeder van mijn Heer”. God onthulde aan Elisabeth dat Maria’s zoon haar Heer, de Messias, zou worden. Bovendien prees ze Maria onder inspiratie om haar trouwe gehoorzaamheid met de woorden: „Gelukkig is ook zij die heeft geloofd” (Lukas 1:39-45). Ja, alles wat Jehovah aan Maria beloofd had, zou uitkomen!
Nu nam Maria het woord. Wat ze zei is zorgvuldig bewaard gebleven in Lukas 1:46-55. Het is verreweg Maria’s langste ontboezeming in het Bijbelverslag en het onthult veel over haar. Haar dankbare instelling blijkt eruit, want ze looft Jehovah omdat hij haar zegent met het voorrecht als moeder van de Messias te dienen. Het laat de diepte van haar geloof zien, want ze zegt dat Jehovah de hoogmoedigen en machtigen vernedert en de geringen en armen die hem willen dienen helpt. Het onthult ook enigermate hoeveel kennis ze bezat. Volgens één schatting verwees ze meer dan twintig keer naar de Hebreeuwse Geschriften!
Het is duidelijk dat Maria diep nadacht over Gods Woord. Maar ze bleef nederig en gaf er de voorkeur aan de bewoordingen van de Schrift te gebruiken in plaats van uit zichzelf te spreken. De zoon die toen in haar schoot groeide, zou eens van dezelfde geest blijk geven. Hij zei namelijk: „Wat ik leer, is niet van mij, maar behoort hem toe die mij heeft gezonden” (Johannes 7:16). We doen er goed aan ons af te vragen: Toon ik zo’n respect en eerbied voor Gods Woord? Of geef ik de voorkeur aan mijn eigen denkbeelden en leringen? Maria’s antwoord is duidelijk.
Maria is drie maanden bij Elisabeth gebleven en heeft ongetwijfeld heel wat aanmoediging gekregen en gegeven (Lukas 1:56). De twee vrouwen herinneren ons aan het belang van vriendschappen. Als we vrienden zoeken die onze God, Jehovah, echt liefhebben, zullen we zeker geestelijk groeien en dichter tot hem naderen (Spreuken 13:20). Maar ten slotte was voor Maria de tijd gekomen om naar huis terug te gaan. Wat zou Jozef zeggen als hij van haar zwangerschap hoorde?
Maria en Jozef
Maria heeft waarschijnlijk niet gewacht tot haar zwangerschap duidelijk te zien was. Het leed geen twijfel dat ze met Jozef moest praten. Misschien had ze zich al afgevraagd hoe die fatsoenlijke, godvrezende man zou reageren op wat ze hem te vertellen had. In elk geval ging ze naar hem toe en vertelde hem alles wat haar overkomen was. U kunt u wel voorstellen dat Jozef zich grote zorgen maakte. Hij wilde dat lieve meisje best geloven, maar wat ze hem vertelde was iets wat nog nooit gebeurd was. De Bijbel zegt niet wat er allemaal door hem heen ging of hoe hij redeneerde. We lezen wel dat hij besloot zich van haar te laten scheiden, want verloofde paren werden destijds als gehuwd beschouwd. Hij wilde haar echter niet blootstellen aan openbare schande of bestraffing en koos er daarom voor zich in het geheim van haar te laten scheiden (Mattheüs 1:18, 19). Het moet Maria verdriet gedaan hebben deze goede man te zien tobben over die nog nooit voorgekomen situatie. Maar Maria raakte niet verbitterd.
Jehovah liet Jozef dat wat hem de beste handelwijze toeleek niet uitvoeren. In een droom vertelde Gods engel hem dat Maria’s zwangerschap inderdaad een wonder was. Dat moet een hele opluchting zijn geweest! Jozef deed nu wat Maria van het begin af aan had gedaan: hij handelde in harmonie met Jehovah’s leiding. Hij trouwde met Maria en bereidde zich voor op de unieke verantwoordelijkheid voor Jehovah’s Zoon te zorgen. — Mattheüs 1:20-24.
Getrouwde mensen — en personen die een huwelijk overwegen — kunnen een voorbeeld nemen aan dit jonge echtpaar dat tweeduizend jaar geleden leefde. Als Jozef zag hoe zijn jonge vrouw zich van de taken en zorg van het moederschap kweet, was hij vast blij dat Jehovah’s engel hem had gezegd wat hij moest doen. Jozef moet er het belang van ingezien hebben zich bij het nemen van belangrijke beslissingen op Jehovah te verlaten (Psalm 37:5; Spreuken 18:13). Hij ging ongetwijfeld voorzichtig en vriendelijk te werk wanneer hij als gezinshoofd beslissingen moest nemen.
Wat kunnen we echter opmaken uit Maria’s bereidheid om met Jozef te trouwen? Hoewel hij haar verhaal eerst moeilijk te begrijpen gevonden kan hebben, wachtte ze op hem als de man die het gezinshoofd zou zijn. Ze zag er beslist het belang van in geduldig te zijn, en dat is een goede les voor christelijke vrouwen in deze tijd. Uiteindelijk zullen deze incidenten zowel Jozef als Maria waarschijnlijk veel geleerd hebben over de waarde van eerlijke en open communicatie.
De basis voor het huwelijk dat dit jonge paar aanging, was beslist optimaal. Ze hielden allebei bovenal van Jehovah God en wilden hem als verstandige, zorgzame ouders graag behagen. Natuurlijk wachtten hun nog grotere zegeningen, maar ook grotere problemen. Ze hadden het vooruitzicht Jezus groot te brengen, die zou opgroeien tot de grootste mens die de wereld ooit heeft gekend.
[Illustratie op blz. 17]
Liefde voor God is de beste basis voor een huwelijk