Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hoe reageer je op de fouten van anderen?

Hoe reageer je op de fouten van anderen?

‘Blijft (...) elkaar vrijelijk vergeven.’ — KOL. 3:13.

LIEDEREN: 121, 75

1, 2. Hoe heeft de Bijbel de toename van Gods volk voorspeld?

JEHOVAH’S trouwe aanbidders op aarde, zijn Getuigen, vormen een organisatie die heel bijzonder is. Die organisatie bestaat uit mensen die onvolmaakt zijn en fouten maken. Toch gaat het dankzij Gods heilige geest goed met de wereldwijde gemeente en is er toename. Kijk eens naar een paar prachtige dingen die Jehovah voor zijn volk heeft gedaan.

2 Toen in 1914 de laatste dagen van deze huidige wereld begonnen, waren er nog maar relatief weinig mensen die Jehovah aanbaden. Maar Jehovah heeft hun predikingswerk gezegend. Tijdens de jaren die volgden hebben miljoenen personen Bijbelse waarheden leren kennen en zijn ze Jehovah’s Getuigen geworden. Jehovah wees vooruit naar deze bijzondere toename toen hij zei: ‘De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen’ (Jes. 60:22). Die profetische uitspraak is in deze laatste dagen zeker uitgekomen. Sta hier eens bij stil: er zijn intussen veel landen die een kleinere bevolking hebben dan het totaal aantal Getuigen van Jehovah wereldwijd.

3. Hoe hebben Gods aanbidders liefde getoond?

3 In onze tijd heeft Jehovah zijn volk geholpen om zijn overheersende eigenschap, liefde, steeds beter na te volgen (1 Joh. 4:8). Jezus, die het goede voorbeeld gaf, zei tegen zijn volgelingen: ‘Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt (...). Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt’ (Joh. 13:34, 35). Dat bleek vooral belangrijk in de recente geschiedenis, toen veel landen betrokken waren bij oorlogen die enorm veel dodelijke slachtoffers hebben gemaakt. Alleen al in de Tweede Wereldoorlog kwamen er zo’n 55 miljoen mensen om. Maar Jehovah’s Getuigen namen niet deel aan dat wereldwijde bloedbad. (Lees Micha 4:1, 3.) Mede daardoor konden ze ‘rein zijn van het bloed van alle mensen’ (Hand. 20:26).

4. Waarom is de toename van Gods volk opmerkelijk?

4 De toename van Gods volk vindt plaats in een wereld die ons erg vijandig gezind is en die geregeerd wordt door Satan, ‘de god van dit samenstel van dingen’ (2 Kor. 4:4). Hij manipuleert de politiek en de massamedia van deze wereld. Maar het lukt hem niet om een einde te maken aan het predikingswerk. Toch weet hij dat hij nog maar een korte tijd heeft. Daarom probeert hij mensen van de ware aanbidding af te keren, en hij gebruikt daar verschillende methoden voor (Openb. 12:12).

EEN TEST OP JE LOYALITEIT

5. Hoe komt het dat anderen ons soms kwetsen? (Zie beginplaatje.)

5 In de christelijke gemeente leren we hoe belangrijk het is dat we liefde voor God en voor onze medemensen hebben. Dat is ook wat Jezus onderwees. Toen hem werd gevraagd wat het grootste gebod was, zei hij: ‘“Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: “Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”’ (Matth. 22:35-39). Maar de Bijbel maakt duidelijk dat we, als gevolg van Adams zonde, allemaal onvolmaakt geboren worden. (Lees Romeinen 5:12, 19.) Het kan dus gebeuren dat sommigen in de gemeente ons kwetsen door wat ze zeggen of doen. Dat kan onze liefde voor Jehovah en zijn volk op de proef stellen. Wat doen we in zo’n situatie? Zelfs trouwe aanbidders van God in het verleden hebben dingen gezegd en gedaan die anderen kwetsten, en we kunnen veel leren van wat de Bijbel hierover zegt.

Hoe zou jij gereageerd hebben als je in de tijd van Eli en zijn zoons in Israël had gewoond? (Zie alinea 6)

6. Waarom kunnen we zeggen dat Eli nalatig was in het terechtwijzen van zijn zoons?

6 De hogepriester Eli bijvoorbeeld had twee zoons die zich niets aantrokken van Jehovah’s wetten. In de Bijbel staat: ‘De zonen van Eli waren nietswaardige mannen; zij erkenden Jehovah niet’ (1 Sam. 2:12). Hoewel hun vader een sleutelrol speelde in het bevorderen van de ware aanbidding, begingen zijn twee zoons ernstige zonden. Eli wist dat en had ze moeten terechtwijzen, maar hij was in dat opzicht nalatig. Daarom veroordeelde Jehovah ‘het huis van Eli’ (1 Sam. 3:10-14). Later mochten de nakomelingen van Eli niet meer als hogepriester dienen. Als jij in die tijd had geleefd, hoe zou jij dan gereageerd hebben op Eli’s nalatigheid om in te grijpen? Zou je erdoor tot struikelen zijn gebracht tot het punt dat je ermee stopte Jehovah te dienen?

7. Welke ernstige zonden beging David, en hoe reageerde God erop?

7 Jehovah hield van David, een man ‘aangenaam naar zijn hart’ (1 Sam. 13:13, 14; Hand. 13:22). Maar David pleegde later overspel met Bathseba en ze werd zwanger. Dat gebeurde toen haar man, Uria, in het leger diende en van huis was. Toen Uria tijdelijk terug was, probeerde David hem zover te krijgen dat hij naar huis zou gaan en gemeenschap zou hebben met Bathseba, zodat het zou lijken alsof Uria de vader van het kind was. Toen Uria weigerde naar huis te gaan, regelde David het zo dat Uria in de strijd zou omkomen. Davids zonde kwam hem duur te staan — hij en zijn familie zouden veel ellende meemaken (2 Sam. 12:9-12). Toch vergaf Jehovah David, die hem over het algemeen met een onverdeeld hart diende (1 Kon. 9:4). Als jij in die tijd had geleefd, hoe zou jij dan gereageerd hebben? Zou je door Davids verkeerde gedrag tot struikelen zijn gebracht?

8. (a) Welke fouten maakte Petrus? (b) Waarom bleef Jehovah Petrus toch gebruiken?

8 Een ander Bijbels voorbeeld is dat van Petrus. Jezus had hem als een van de apostelen uitgekozen; toch zei of deed Petrus zo nu en dan dingen waar hij later spijt van kreeg. Een voorbeeld. Op een cruciaal moment lieten de apostelen Jezus in de steek. Petrus had eerder gezegd dat hij dat niet zou doen, ook al zouden alle anderen Jezus in de steek laten (Mark. 14:27-31, 50). Maar toen Jezus in hechtenis werd genomen, lieten alle apostelen — ook Petrus — hem in de steek. Petrus ontkende zelfs meerdere keren dat hij Jezus kende (Mark. 14:53, 54, 66-72). Maar Petrus had er enorm veel spijt van, en Jehovah bleef hem dan ook gebruiken. Als jij in die tijd een discipel was geweest, zou je het door Petrus’ daden dan moeilijk hebben gevonden loyaal aan Jehovah te blijven?

9. Waarom ben jij ervan overtuigd dat Jehovah altijd doet wat rechtvaardig is?

9 We hebben een aantal voorbeelden besproken waarbij personen die Jehovah dienden, slechte dingen hebben gedaan en anderen hebben gekwetst. We zouden nog veel meer voorbeelden kunnen noemen. Maar het punt is: hoe zul jij reageren als jou zoiets overkomt? Zul je je door de fouten van anderen tot struikelen laten brengen en Jehovah en zijn volk — onder wie de broeders en zusters in je gemeente — in de steek laten? Of zul je begrijpen dat Jehovah soms tijd laat voorbijgaan omdat hij de kwaaddoener de gelegenheid wil geven om tot berouw te komen? Helaas wijzen sommigen die zich schuldig hebben gemaakt aan ernstige zonden, Jehovah’s barmhartigheid af en tonen ze geen berouw. Zul je in zo’n situatie het vertrouwen hebben dat Jehovah zulke kwaaddoeners op zijn tijd zal oordelen, misschien door ze uit de gemeente te verwijderen?

BLIJF LOYAAL

10. Wat begreep Jezus in verband met de fouten van Judas Iskariot en Petrus?

10 In de Bijbel staan verslagen van personen die Jehovah en zijn volk loyaal bleven ondanks ernstige fouten van mensen om hen heen. Neem het voorbeeld van Jezus. Nadat hij een hele nacht tot zijn Vader had gebeden, koos hij 12 apostelen. Een van hen was Judas Iskariot. Toen die hem later verraadde, liet Jezus Judas’ fout niet tussen hem en Jehovah komen; ook liet hij niet toe dat Petrus’ fout de band tussen hem en zijn Vader verstoorde (Luk. 6:12-16; 22:2-6, 31, 32). Jezus wist dat die fouten niet de schuld waren van Jehovah of zijn volk in het algemeen. Hij bleef Jehovah dienen ondanks dat hij door sommige van zijn volgelingen werd teleurgesteld. Jehovah beloonde hem door hem uit de dood op te wekken, waardoor voor Jezus de weg werd geopend om Koning van het hemelse Koninkrijk te worden (Matth. 28:7, 18-20).

11. Wat heeft de Bijbel voorspeld over Jehovah’s aanbidders in deze tijd?

11 Jezus’ vertrouwen in Jehovah en zijn volk was terecht, en ook wij kunnen zo’n vertrouwen hebben. Als we erover nadenken wat Jehovah in deze laatste dagen allemaal met zijn volk bereikt, is dat echt geweldig. Geen andere groep mensen predikt wereldwijd de waarheid. Dat komt omdat niemand anders dan Gods verenigde volk door hem wordt geleid. Jesaja 65:14 beschrijft de geestelijke toestand van Gods volk in het algemeen: ‘Ziet! Míȷ́n knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartentoestand.’

12. Wat moeten we niet doen als anderen fouten maken?

12 We zijn echt gelukkig, omdat Jehovah ons leidt en ons helpt om veel goede dingen te doen. Wat een contrast met mensen in Satans wereld, die geen echte hoop voor de toekomst hebben. Het zou dan ook onverstandig en misplaatst zijn om Jehovah en de gemeente in de steek te laten, alleen maar omdat iemand in de gemeente iets verkeerds zegt of doet! We moeten loyaal blijven aan Jehovah en zijn regelingen, en leren hoe we met de fouten van anderen moeten omgaan.

OMGAAN MET FOUTEN

13, 14. (a) Waarom moeten we geduldig zijn met elkaar? (b) Welke belofte willen we in gedachte houden?

13 Stel dat een aanbidder van Jehovah iets zegt of doet wat ons kwetst, wat moeten we dan doen? Een mooi Bijbels principe is: ‘Haast u niet in uw geest om geërgerd te raken, want ergernis rust in de boezem der verstandelozen’ (Pred. 7:9). We moeten er rekening mee houden dat wij allemaal zo’n 6000 jaar verwijderd zijn van menselijke volmaaktheid, zoals die bestond in de Hof van Eden. Onvolmaakte mensen maken nu eenmaal fouten. Daarom zou het niet goed zijn om te veel van elkaar te verwachten. Ook moeten we ons niet door andermans fouten laten beroven van onze vreugde over het voorrecht om in deze tijd bij Gods volk te horen. Een nog grotere fout zou zijn als we zouden toelaten dat we door de fouten van anderen tot struikelen worden gebracht en we Jehovah’s organisatie verlaten. Als we dat zouden doen, zouden we niet alleen het voorrecht verliezen om Gods wil te doen, maar ook de hoop op leven in Gods nieuwe wereld.

14 Om onze vreugde te bewaren en onze hoop sterk te houden, moeten we de vertroostende belofte van Jehovah helder voor ogen houden: ‘Ziet, ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen’ (Jes. 65:17; 2 Petr. 3:13). Laat niet toe dat je door de fouten van anderen zulke zegeningen misloopt.

15. Wat moeten we volgens Jezus doen als anderen fouten maken?

15 Maar omdat we nog niet in de nieuwe wereld leven, moeten we bedenken hoe Jehovah wil dat we omgaan met situaties waarbij anderen dingen zeggen of doen die ons kwetsen. Eén principe om goed in gedachte te houden, is wat Jezus zei: ‘Indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar als gij de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader ook uw overtredingen niet vergeven.’ Denk ook aan wat Jezus antwoordde toen Petrus hem vroeg of we anderen ‘tot zevenmaal toe’ moeten vergeven. Jezus zei: ‘Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zevenenzeventig maal toe.’ Het is duidelijk wat Jezus bedoelde. We moeten altijd bereid zijn te vergeven; dat moet onze eerste en overheersende neiging zijn (Matth. 6:14, 15; 18:21, 22).

16. Welk goede voorbeeld gaf Jozef?

16 Een mooi voorbeeld van iemand die goed wist om te gaan met de fouten van anderen was Jozef, de eerste van de twee zoons die Jakob bij Rachel had. Jozefs tien halfbroers waren jaloers op hem, omdat hij door hun vader werd voorgetrokken. Daarom verkochten ze Jozef als slaaf. Jaren later was Jozef door het goede werk dat hij in Egypte had gedaan, de tweede heerser in dat land geworden. Toen er in het gebied hongersnood ontstond, kwamen Jozefs broers naar Egypte om voedsel te kopen. Ze herkenden Jozef niet. Jozef had zijn autoriteit kunnen gebruiken om zijn broers betaald te zetten wat ze hem hadden aangedaan. In plaats daarvan testte hij zijn broers om erachter te komen of ze waren veranderd. Toen hij zag dat ze echt veranderd waren, vertelde hij ze wie hij was. Later zei hij: ‘Nu dan, weest niet bevreesd. Ikzelf zal u en uw kleine kinderen van voedsel blijven voorzien.’ Het Bijbelverslag voegt eraan toe: ‘Zo troostte hij hen en sprak hen geruststellend toe’ (Gen. 50:21).

17. Hoe zou jij willen reageren als anderen fouten maken?

17 Het is ook goed om in gedachte te houden dat ook wij fouten maken en dus anderen kunnen kwetsen. Als we erachter komen dat we dat gedaan hebben, moeten we volgens de Bijbel naar de persoon in kwestie toegaan en proberen het goed te maken. (Lees Mattheüs 5:23, 24.) We waarderen het als anderen ons onze fouten niet aanrekenen, en daarom moeten wij anderen hun fouten ook niet aanrekenen. Kolossenzen 3:13 geeft de aansporing: ‘Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo.’ Christelijke liefde ‘rekent het kwade niet aan’, zegt 1 Korinthiërs 13:5. Als wij anderen vergeven, zal Jehovah ons vergeven. Hoe moeten we dus met de fouten van anderen omgaan? We moeten het voorbeeld van onze barmhartige Vader volgen in de manier waarop hij met ons omgaat als wij een fout hebben gemaakt. (Lees Psalm 103:12-14.)