Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Vragen van lezers

Vragen van lezers

Vragen van lezers

Hoe kon, zoals in Jeremia 32:7 staat, de leviet Hanameël een veld aan zijn levitische neef Jeremia verkopen, aangezien levieten in het oude Israël geen erfdeel hadden?

Betreffende de levieten zei Jehovah tegen Aäron: ’Gij zult geen erfdeel hebben, en een aandeel in Israëls midden zal u niet te beurt vallen’ (Numeri 18:20). Niettemin kregen de levieten 48 steden met hun weidegronden toegewezen, verspreid over heel het Beloofde Land. Jeremia’s geboorteplaats was Anathoth, een van de steden die toegewezen waren aan „de zonen van Aäron, de priesters”. — Jozua 21:13-19; Numeri 35:1-8; 1 Kronieken 6:54, 60.

In Leviticus 25:32-34 zien we dat Jehovah specifieke instructies gaf over „het recht van terugkoop” van het eigendom van levieten. Blijkbaar zouden afzonderlijke levitische families erfrechten hebben in verband met het bezitten, gebruiken en verkopen van wat specifiek aan hen was toebedeeld. Hier zou uiteraard ook de verkoop en terugkoop van hun eigendom onder vallen. * In veel opzichten was het bezit en gebruik van eigendom bij de levieten hetzelfde geregeld als bij Israëlieten van andere stammen.

Waarschijnlijk werd het eigendomsrecht op levitisch eigendom via overerving binnen de familie doorgegeven. Wat „het recht van terugkoop” betreft, mochten levieten alleen onderling transacties aangaan. Daarnaast was de verkoop en terugkoop van land schijnbaar alleen van toepassing op eigendom binnen de steden, want „het veld van de weidegrond van hun steden” mocht niet worden verkocht omdat het „voor hen een bezitting tot onbepaalde tijd” was. — Leviticus 25:32, 34.

Het veld dat Jeremia van Hanameël terugkocht, behoorde dus blijkbaar tot het soort dat door terugkoop kon worden doorgegeven. Wellicht lag het binnen de grenzen van de stad. Jehovah zelf bevestigde dat het betreffende „veld” van Hanameël was en dat Jeremia „het recht van terugkoop” had (Jeremia 32:6, 7). Jehovah gebruikte deze transactie symbolisch ter bekrachtiging van zijn belofte dat de Israëlieten na een periode van ballingschap in Babylon, zouden terugkeren om hun erfdeel in het land op te eisen. — Jeremia 32:13-15.

Er zijn geen aanwijzingen dat Hanameël onrechtmatig in het bezit was gekomen van een stuk grond in Anathoth. Niets wijst erop dat hij Jehovah’s wet overtrad door Jeremia te vragen dit veld in Anathoth te kopen of dat Jeremia zijn recht van terugkoop verkeerd gebruikte door het veld te kopen. — Jeremia 32:8-15.

[Voetnoot]

^ ¶4 In de eerste eeuw G.T. verkocht de leviet Barnabas land dat hij bezat en schonk hij de opbrengst ter ondersteuning van behoeftige volgelingen van Christus in Jeruzalem. Het stuk grond lag misschien in Palestina of op Cyprus. Het is ook mogelijk dat dit gewoon een stuk land voor een grafstede was dat Barnabas in de omgeving van Jeruzalem had verkregen. — Handelingen 4:34-37.