Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een lichtdrager voor vele natiën

Een lichtdrager voor vele natiën

Levensgeschiedenis

Een lichtdrager voor vele natiën

HET LEVEN VAN GEORGE YOUNG VERTELD DOOR RUTH YOUNG NICHOLSON

„Waarom dan die stilte op onze kansels? . . . Wat voor mensen zouden wij zijn als wij ons stilhielden na te hebben aangetoond dat de dingen waarover ik schrijf, waar zijn? Laten wij de mensen niet in onwetendheid houden, maar laten wij de waarheid bekendmaken, en dat niet op een verontschuldigende wijze of in het verborgene.”

DEZE woorden maakten deel uit van Vaders 33 bladzijden tellende brief waarin hij om verwijdering van zijn naam uit het kerkregister verzocht. Dat was in 1913. Vanaf dat moment begon hij aan een veelbewogen leven dat hem als lichtdrager naar vele natiën bracht (Filippenzen 2:15). Al vanaf de tijd dat ik een klein meisje was, heb ik verhalen over Vaders ervaringen verzameld, afkomstig van familieleden of van historisch materiaal, en vrienden hebben mij geholpen zijn levensgeschiedenis te reconstrueren. In veel opzichten doet Vaders leven mij denken aan dat van de apostel Paulus. Net als die „apostel der natiën” was Vader altijd bereid te reizen om Jehovah’s boodschap naar mensen van elk land en eiland te brengen (Romeinen 11:13; Psalm 107:1-3). Laat ik u vertellen over mijn vader, George Young.

Zijn jeugdjaren

Vader was de jongste zoon van John en Margaret Young, Schotse presbyterianen. Hij werd geboren op 8 september 1886, kort nadat het gezin van Edinburgh in Schotland naar British Columbia in het westen van Canada verhuisd was. Zijn drie oudere broers — Alexander, John en Malcolm — waren enkele jaren daarvoor in Schotland geboren. Marion, het jongere zusje van de jongens, dat zij liefkozend Nellie noemden, was twee jaar jonger dan Vader.

Opgroeiend op een boerderij in Saanich, niet ver van Victoria (British Columbia), hadden de kinderen een heerlijke jeugd. Tegelijkertijd leerden zij verantwoordelijkheid op zich te nemen. Dus wanneer hun ouders van een bezoek aan Victoria terugkwamen, was het werk buitenshuis klaar en het huis aan kant.

Mettertijd kregen Vader en zijn broers belangstelling voor de mijnbouw en ook voor de handel in hout. De gebroeders Young bouwden een goede reputatie op als ’timber cruisers’ (mannen die land keuren op mogelijke houtopbrengst) en als kopers en verkopers van hout. Vader behartigde de financiële transacties.

Ten slotte bracht Vaders hang naar geestelijke zaken hem tot het besluit presbyteriaans predikant te worden. Rond die tijd echter kregen de krantenpreken van Charles Taze Russell, de eerste president van Zion’s Watch Tower Tract Society, grote invloed op zijn leven. Wat Vader leerde, bewoog hem ertoe de in het begin genoemde brief op te stellen en te versturen om zich uit de kerk te laten uitschrijven.

Vriendelijk maar duidelijk gebruikte Vader bijbelverzen om de onwaarheid aan te tonen van de kerkelijke leer dat de menselijke ziel onsterfelijk is en dat God menselijke zielen eeuwig zal folteren in het hellevuur. Ook stelde hij de leer van de Drie-eenheid aan de kaak door te bewijzen dat ze van niet-christelijke oorsprong is en geen enkele ondersteuning vindt in de Schrift. Van die tijd af hield hij zich in navolging van Jezus Christus met de christelijke bediening bezig en gebruikte nederig al zijn bekwaamheden en kracht tot Jehovah’s heerlijkheid.

In 1917 begon Vader onder leiding van het Wachttorengenootschap als pelgrim te dienen, zoals reizende vertegenwoordigers van Jehovah’s Getuigen destijds werden genoemd. In grote en kleine steden overal in Canada hield hij lezingen en vertoonde de film- en diapresentatie die bekendstaat als het „Photo-Drama der Schepping”. De theaters waren stampvol tijdens Vaders bezoeken. Het schema voor zijn pelgrimbezoeken verscheen tot 1921 in De Wachttoren.

Een in Winnipeg verschijnende krant berichtte dat evangelist Young tot een gehoor van 2500 mensen had gesproken en dat velen niet naar binnen konden omdat de zaal zo vol was. In Ottawa sprak hij over het onderwerp „Naar de hel en terug”. Daar vertelde een al wat oudere man: „Na afloop nodigde George Young een rij geestelijken uit naar het podium te komen om met hem over het onderwerp te discussiëren, maar geen van hen kwam in beweging. Toen wist ik dat ik de waarheid gevonden had.”

Vader probeerde zijn pelgrimbezoeken zoveel mogelijk vol te stoppen met geestelijke activiteiten. Daarna haastte hij zich om de trein te halen naar de volgende stopplaats op zijn schema. Wanneer hij per auto reisde, was hij vaak al lang voor het ontbijt op weg naar zijn volgende toewijzing. Behalve dat Vader ijverig was, had hij de reputatie een attente man te zijn en stond hij bekend om zijn christelijke daden en vrijgevigheid.

Van de vele vroege congressen die hij bijwoonde, was het congres in 1918 in Edmonton (Alberta) speciaal gedenkwaardig. Het hele gezin was daar aanwezig omdat Nellie werd gedoopt. Het was ook de laatste keer dat de jongens samen waren. Twee jaar later stierf Malcolm aan longontsteking. Net als zijn drie broers en zijn vader koesterde Malcolm de hoop op hemels leven, en zij allemaal zijn God tot hun dood trouw gebleven. — Filippenzen 3:14.

Naar buitenlandse toewijzingen

Nadat Vader in september 1921 een predikingstocht in Canada had voltooid, kreeg hij van Joseph F. Rutherford, de toenmalige president van het Wachttorengenootschap, instructies om naar de eilanden in het Caribisch gebied te gaan. Overal waar Vader het „Photo-Drama der Schepping” vertoonde, werd het goed ontvangen. Vanaf Trinidad schreef hij: „Het theater was tot de nok toe gevuld en grote aantallen werden weggestuurd. De tweede avond was het gebouw propvol.”

In 1923 werd Vader vervolgens aan Brazilië toegewezen. Daar sprak hij tot grote aantallen toehoorders, soms met gebruikmaking van gehuurde tolken. The Watchtower van 15 december 1923 meldde: „Van 1 juni tot 30 september heeft broeder Young 21 openbare vergaderingen gehouden met in totaal 3600 aanwezigen; alsook 48 klassenbijeenkomsten, met een aanwezigenaantal van 1100; en hij heeft 5000 stuks gratis lectuur in het Portugees verspreid.” Velen reageerden met belangstelling toen Vader de lezing hield: „Miljoenen nu levenden zullen nimmer sterven”.

Toen op 8 maart 1997 in Brazilië nieuwe faciliteiten werden ingewijd, stond in de inwijdingsbrochure: „1923: George Young arriveert in Brazilië. Hij richt een bijkantoor op in het centrum van Rio de Janeiro.” Hoewel er bijbelse lectuur in het Spaans beschikbaar was, bestond er ook behoefte aan lectuur in het Portugees, de voornaamste taal in Brazilië. Daarom werd op 1 oktober 1923 een begin gemaakt met het uitgeven van De Wachttoren in het Portugees.

Vader legde veel onvergetelijke contacten in Brazilië. Een daarvan was met een welgestelde Portugees, Jacintho Pimentel Cabral genaamd, die zijn huis voor de vergaderingen openstelde. Jacintho aanvaardde de bijbelse waarheid al gauw en werd later een van de werkers op het bijkantoor. Nog iemand met wie Vader in contact kwam, was Manuel da Silva Jordão, een jonge Portugese tuinman. Hij hoorde een openbare lezing van Vader, en dat zette hem ertoe aan naar Portugal terug te keren om te gaan dienen als colporteur, zoals volletijddienaren van Jehovah’s Getuigen destijds genoemd werden.

Vader maakte uitgebreide reizen per trein door heel Brazilië, en hij slaagde erin belangstellenden te vinden. Op een van zijn tochten ontmoette hij Bony en Catarina Green, en hij bracht ongeveer twee weken bij hen door om hun de Schrift uit te leggen. Daarop symboliseerden zo’n zeven leden van die familie hun opdracht aan Jehovah door de waterdoop.

Hij kwam ook in contact met Sarah Bellona Ferguson, in 1923. Zij was in 1867 als jong meisje samen met haar broer, Erasmus Fulton Smith, en de overige leden van het gezin vanuit de Verenigde Staten naar Brazilië verhuisd. Sinds 1899 had zij geregeld De Wachttoren over de post ontvangen. Vaders bezoek was de langverwachte gelegenheid voor Sarah, haar vier kinderen en iemand die Vader tante Sallie noemde, om zich te laten dopen. Dat gebeurde op 11 maart 1924.

Niet lang daarna predikte Vader in andere Zuid-Amerikaanse landen. Op 8 november 1924 schreef hij vanuit Peru: „Ik ben net klaar met het verspreiden van 17.000 traktaten in Lima en Callao.” Daarna ging hij naar Bolivia om daar traktaten te verspreiden. Over dat bezoek schreef hij: „Onze Vader zegent de inspanning. Een Indiaan heeft me geholpen. Hij woont aan de bovenloop van de Amazone. Hij neemt 1000 traktaten en enkele boeken mee.”

Door Vaders krachtsinspanningen werden in veel landen in Midden- en Zuid-Amerika zaden van bijbelse waarheid verspreid. The Watchtower van 1 december 1924 meldde: „George Young is nu ruim twee jaar in Zuid-Amerika. . . . Deze geliefde broeder heeft het voorrecht gehad de waarheidsboodschap naar Punta Arenas aan de Magallanesstraat te brengen.” Vader heeft ook een begin gegeven aan de prediking in landen als Costa Rica, Panama en Venezuela. Hij zette door, ook al had hij malaria opgelopen en was zijn gezondheid aangetast.

En toen naar Europa

In maart 1925 vertrok Vader per schip naar Europa, waar hij in Spanje en Portugal 300.000 bijbelse traktaten hoopte te verspreiden en regelingen hoopte te treffen dat broeder Rutherford daar openbare lezingen kon houden. Maar nadat Vader in Spanje was aangekomen, uitte hij bedenkingen tegen het feit dat broeder Rutherford die lezingen zou houden, gezien de sfeer van religieuze onverdraagzaamheid die er heerste.

In antwoord daarop schreef broeder Rutherford, en hij haalde daarbij Jesaja 51:16 aan: „Ik leg Mijn woorden in uw mond en bedek u onder de schaduw van Mijn hand; om de hemel te planten, en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk” (Statenvertaling). Daarop besloot Vader: „Het is ongetwijfeld de wil van de Heer dat ik doorga en de resultaten aan hem overlaat.”

Op 10 mei 1925 hield broeder Rutherford via een tolk zijn lezing in het Novedades-theater in Barcelona. Er waren ruim 2000 aanwezigen, onder wie een regeringsfunctionaris en een speciale wachtpost op het podium. Eenzelfde procedure werd gevolgd in Madrid, waar 1200 aanwezigen waren. De belangstelling die door deze lezingen werd gewekt, resulteerde in het oprichten van een bijkantoor in Spanje dat, zoals het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1979 zegt, „onder leiding van George Young” kwam te staan.

Op 13 mei 1925 sprak broeder Rutherford in Lissabon (Portugal). Zijn bezoek aan dat land was eveneens een groot succes, ondanks pogingen van de geestelijkheid om de vergadering te verstoren door te schreeuwen en stoelen te vernielen. Na broeder Rutherfords lezingen in Spanje en Portugal ging Vader verder met het vertonen van het „Photo-Drama”, en hij regelde ook dat er in die landen bijbelse lectuur werd gedrukt en verspreid. In 1927 meldde hij dat het goede nieuws ’in elke grote en kleine stad in Spanje was bekendgemaakt’.

Prediken in de Sovjet-Unie

Vaders volgende zendingstoewijzing was de Sovjet-Unie, waar hij op 28 augustus 1928 aankwam. Een brief die hij schreef, gedateerd 10 oktober 1928, luidt gedeeltelijk:

„Sinds ik in Rusland ben, kan ik werkelijk uit de grond van mijn hart bidden: ’Uw koninkrijk kome.’ Ik leer de taal, maar het gaat langzaam. Mijn tolk is een zeer uitzonderlijke man, een jood, maar hij gelooft in Christus en houdt van de bijbel. Ik heb enkele interessante ervaringen beleefd, maar ik weet niet hoe lang ik zal mogen blijven. Vorige week kreeg ik te horen dat ik binnen 24 uur moest vertrekken, maar ik heb kunnen regelen dat ik langer kan blijven.”

Er werd contact gelegd met enkele Bijbelonderzoekers in Charkov, nu een belangrijke stad in Oekraïne, en de daaruit voortvloeiende hartelijke gedachtewisseling bracht tranen van vreugde bij hen teweeg. Elke avond werd er tot middernacht een kleine bijeenkomst gehouden. Over deze vergaderingen met de broeders en zusters schreef Vader later: „Arme broeders en zusters, hun weinige boeken zijn in beslag genomen en de autoriteiten zijn onvriendelijk, maar toch zijn zij gelukkig.”

Vaders bediening in de Sovjet-Unie werd belicht in een speciale brochure voor degenen die op 21 juni 1997 de inwijding van het nieuwe bijkantoorcomplex in Sint-Petersburg (Rusland) bijwoonden. De brochure zegt dat Vader naar Moskou werd gezonden en vermeldt dat hij toestemming kreeg „om 15.000 exemplaren van de brochures Vrijheid voor de volken en Waar zijn de dooden? te produceren voor verspreiding in Rusland”.

Na zijn terugkeer uit Rusland werd Vader aan het pelgrimswerk in de Verenigde Staten toegewezen. In South Dakota bezocht hij Nellena en Verda Pool, vleselijke zusters die jaren later zendelingen in Peru werden. Zij uitten diepe waardering voor Vaders onvermoeibare bediening en merkten op: „De broeders hadden in die dagen absoluut de pioniersgeest toen zij naar die vreemde landen trokken, met weinig wereldse bezittingen maar met een hart vol liefde voor Jehovah. Dat is het wat hen ertoe aanzette hun werk te doen.”

Huwelijk en tweede rondreis

Al die jaren had Vader gecorrespondeerd met Clara Hubbert op Manitoulin Island (Ontario). Zij waren beiden op 26 juli 1931 aanwezig op het congres in Columbus (Ohio), toen de Bijbelonderzoekers de naam Jehovah’s Getuigen aannamen (Jesaja 43:10-12). Een week later waren zij getrouwd. Al gauw was Vader weer op pad, op zijn tweede zendingsreis naar de eilanden in het Caribisch gebied. Daar hielp hij bij het organiseren van vergaderingen en het opleiden van anderen in de van-huis-tot-huisbediening.

Moeder kreeg foto’s, kaarten en brieven uit Suriname, Saint Kitts en vele andere plaatsen. De brieven brachten verslag uit over de vorderingen van de prediking en bevatten soms wetenswaardigheden over planten, vogels en andere dieren in het land waar hij op dat moment was. In juni 1932 had Vader zijn toewijzing in het Caribisch gebied voltooid en keerde hij terug naar Canada, zoals gewoonlijk als passagier op het tussendek [de laagste klasse op een schip]. Daarna namen hij en Moeder samen deel aan de volletijdprediking; de winter van 1932/33 brachten zij samen met een grote groep andere volletijddienaren door in het gebied van Ottawa.

Een kortstondig gezinsleven

In 1934 werd mijn broer David geboren. Toen hij nog maar een kind was, stond hij al op Mama’s hoedendoos zijn „lezingen” te oefenen. Heel zijn leven heeft hij net als zijn vader ijver voor Jehovah getoond. Zij reisden met zijn drieën per auto, met een geluidsinstallatie op het dak vastgebonden, en bezochten gemeenten van de oostkust van Canada tot de westkust. Ik werd in 1938 geboren, toen Vader in British Columbia diende. David herinnert zich dat Vader mij op het bed legde en dat Vader, Moeder en David eromheen knielden terwijl Vader een dankgebed voor mij opzond.

In de winter van 1939 woonden wij in Vancouver, terwijl Vader gemeenten in dat gebied bezocht. Onder de vele brieven die wij door de jaren heen hebben opgespaard, was er een die hij op 14 januari 1939 schreef toen hij in Vernon (British Columbia) was. Hij was gericht aan Clara, David en Ruth, en Vader schreef: „Een kusje en een knuffel.” Er stond voor ieder van ons een boodschap in. Hij sprak erover dat de oogst groot was maar dat er weinig werkers waren. — Mattheüs 9:37, 38.

Een week nadat hij van zijn toewijzing weer in Vancouver was teruggekeerd, zakte Vader op een vergadering in elkaar. Een daaropvolgend onderzoek wees uit dat hij een kwaadaardige tumor in de hersenen had. Op 1 mei 1939 beëindigde hij zijn aardse loopbaan. Ik was negen maanden oud, en David bijna vijf jaar. Onze geliefde moeder, die eveneens de hemelse hoop had, is God trouw gebleven tot aan haar dood op 19 juni 1963.

Hoe Vader over zijn voorrecht dacht om het goede nieuws naar vele landen te brengen, is schitterend onder woorden gebracht in een van zijn brieven aan Mama. Hij zei onder andere: „Jehovah heeft mij goedgunstig toegestaan als een lichtdrager met de Koninkrijksboodschap naar die landen te gaan. Zijn heilige naam zij geloofd. Door middel van zwakheid en onbekwaamheid schijnt zijn heerlijkheid.”

Nu dienen ook de kinderen, klein- en achterkleinkinderen van George en Clara Young onze liefdevolle God, Jehovah. Men heeft mij verteld dat Vader dikwijls Hebreeën 6:10 aanhaalde, waar staat: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten.” Ook wij zijn Vaders werk niet vergeten.

[Illustratie op blz. 23]

Mijn vader, rechts, met zijn drie broers

[Illustraties op blz. 25]

Vader (staande) met de broeders Woodworth, Rutherford en Macmillan

Onder: Vader (uiterst links) in een groep met broeder Russell

[Illustraties op blz. 26]

Vader en Moeder

Onder: Hun trouwdag

[Illustratie op blz. 27]

Met David en Moeder enkele jaren na Vaders dood