Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Is het juist dat er voor religieuze diensten geld wordt gevraagd?

Is het juist dat er voor religieuze diensten geld wordt gevraagd?

De zienswijze van de Bijbel

Is het juist dat er voor religieuze diensten geld wordt gevraagd?

IN DIVERSE godsdiensten, ook in kerken die zich op de Bijbel beroepen, wordt geld gevraagd voor religieuze diensten, zoals doopplechtigheden, huwelijken en begrafenissen. Het kan gaan om honderden of zelfs duizenden euro’s.

In sommige landen worden geestelijken door de regering betaald voor het uitvoeren van ceremoniële en pastorale taken en om zittingen van de wetgevende macht met gebed te openen. Velen stellen zulke diensten op prijs, en bovendien hebben kerken algemene onkosten. Maar keurt de Bijbel het goed dat er geld wordt gevraagd voor religieuze diensten of alleen al dat mensen het gevoel wordt gegeven dat ze verplicht zijn te betalen?

„Een huis van koopwaar”?

Toen Jezus Christus op aarde was, werden religieuze feesten, vooral het Pascha, door Joodse religieuze leiders en anderen gebruikt om winst te maken. Was Jezus daar blij mee? Absoluut niet! De Bijbel zegt zelfs dat ’hij de geldstukken van de geldwisselaars uitstortte en hun tafels omkeerde’. Hij zei: „Maakt het huis van mijn Vader niet langer tot een huis van koopwaar!” — Johannes 2:14-16.

In de tijd van de profeet Micha, die in de achtste eeuw voor onze jaartelling leefde, deed zich een soortgelijke situatie voor. De Bijbel zegt dat de religieuze leiders van Israël ’gerechtigheid verfoeiden’ en dat de priesters ’alleen om een prijs onderrichtten’. Tegelijkertijd beweerden ze dat ze Gods steun hadden door te zeggen: „Is Jehovah niet in ons midden?” (Micha 3:9, 11) Maar Jehovah God keurde hun gedrag niet goed. Hij walgde ervan en maakte dat heel duidelijk via zijn profeet.

Ook tegenwoordig maken veel religieuze leiders gebruik van zulke zelfzuchtige tactieken, waardoor ze hun plaatsen van aanbidding tot ’huizen van koopwaar’ maken. Bovendien zijn religieuze organisaties als geheel met handel bezig en doen ze vaak goede zaken met de verkoop van beelden en talrijke andere religieuze voorwerpen (1 Johannes 5:21). *

„Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet”

Toen Jezus zijn apostelen de opdracht gaf om het goede nieuws te prediken, de zieken te genezen en zelfs de doden op te wekken, zei hij: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet” (Mattheüs 10:7, 8). Zijn ware volgelingen mochten dus geen geld vragen voor hun diensten. Bovendien gaf Jezus zelf het voorbeeld door anderen te dienen zonder daarvoor een financiële vergoeding te vragen.

De apostel Paulus volgde het voorbeeld van Jezus en verrichtte zijn bediening „kosteloos” (1 Korinthiërs 9:18). Als hij geld nodig had, werkte hij als tentenmaker (Handelingen 18:1-3). Hij kon dan ook over zichzelf en zijn zendingspartners zeggen: „Wij zijn geen venters van het woord van God zoals vele mensen” (2 Korinthiërs 2:17). Maar hoe komt een geloofsgemeenschap dan aan geld, zoals voor de aankoop of huur van een plaats van aanbidding?

„God heeft een blijmoedige gever lief”

Jehovah’s Getuigen krijgen het benodigde geld bij elkaar dankzij vrijwillige bijdragen. Ze passen het principe toe: „Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Korinthiërs 9:7). De Getuigen vragen dan ook geen geld voor hun literatuur of religieuze diensten, zoals doopplechtigheden, huwelijken en begrafenissen. Ook heffen ze geen tienden en laten ze op hun bijeenkomsten geen collecteschaal rondgaan. Iedereen die hun internationale predikingswerk wil ondersteunen, kan gebruikmaken van discreet opgestelde bijdragenbussen in hun plaatsen van aanbidding.

Over de hele wereld financieren Jehovah’s Getuigen hun Koninkrijkszalen, congreshallen, bijkantoren en drukkerijen, maar ook hun hulpacties bij rampen, door middel van vrijwillige bijdragen. Sommigen, zoals de behoeftige weduwe die door Jezus werd geprezen, kunnen maar weinig geven (Lukas 21:2). Anderen kunnen veel geven. Wat iemands situatie ook is, degenen die zich aan de principes uit de Bijbel houden en overeenkomstig hun middelen geven, ervaren innerlijke tevredenheid, Gods rijke zegen en echt geluk (Handelingen 20:35; 2 Korinthiërs 8:12).

[Voetnoot]

WAT DENKT U?

● Wat zei Jezus tegen degenen die zaken deden in de tempel? — Johannes 2:14-16.

● Vroeg de apostel Paulus een vergoeding voor religieuze diensten? — 2 Korinthiërs 2:17.

● Met welke instelling wil Jehovah dat we geven? — 2 Korinthiërs 9:7.

[Inzet op blz. 23]

„Maakt het huis van mijn Vader niet langer tot een huis van koopwaar!” — Johannes 2:14-16