Het staat geschreven — Ik zal hem terugzien
Het staat geschreven — Ik zal hem terugzien
Verteld door Rosalía Phillips
„Je zult het fantastisch doen! Je hebt het talent om het te maken!” Vanachter zijn piano riep onze dirigent me deze woorden toe net voordat het doek opging. De vier andere leden van de groep maakten een gebaar waarmee ze me welkom heetten. Daar stond ik in mijn rode glitterjurk als de nieuwste vocaliste van de groep. Ik kreeg het behoorlijk benauwd. Hier in een van de belangrijkste theaters van Mexico-Stad maakte ik mijn debuut, het begin van een carrière in de showbusiness! Het was maart 1976, en een maand later zou ik achttien worden.
MIJN vader was drie jaar daarvoor gestorven, en de herinneringen aan hem beheersten nog steeds mijn gedachten. Ook het publiek was hem nog lang niet vergeten. Hij had in de zogenoemde gouden eeuw van de Mexicaanse film in meer dan 120 films gespeeld en was heel geliefd en werd bewonderd als een van de beste komieken van het land. Zijn naam, Germán Valdés, ’Tin-Tán’, verscheen op aankondigingsborden van theaters in heel Midden- en Zuid-Amerika en in Spaanstalige gebieden van de Verenigde Staten en Europa. Zelfs nu, ruim dertig jaar na zijn dood, zijn er nog herhaaldelijk films van hem op tv te zien.
Ik kan me niet anders herinneren dan dat er altijd beroemdheden bij ons over de vloer kwamen. Mijn moeder en haar zussen vormden een zangtrio dat Las Hermanitas Julián heette. Haar broer, Julio Julián, was een befaamd tenor in Europa, en zijn Spaanse vrouw, Conchita Domínguez, was sopraanzangeres. Bovendien waren de broers van mijn vader, Manuel ’Loco’ (de gek) Valdés en Ramón Valdés, beter bekend als Don Ramón, bekende televisiekomieken.
Filmstudio’s, revuetheaters en opnamestudio’s waren voor mijn broer, Carlos, en mij vertrouwde plaatsen omdat mijn vader ons vaak meenam naar zijn werk en op tournees; zo hield hij het gezin verenigd. Dat oppervlakkige wereldje vormde een groot contrast met de sfeer bij ons thuis, waar echte harmonie en liefde heerste! Ik herinner me mijn vader als een heel hartelijke man, vol vitaliteit en liefde voor het leven. Hij was ongelofelijk gul, soms zelfs een beetje té. Hij leerde me dat geluk niet afhangt van bezitten maar van geven.
Een verschrikkelijke verandering
Eind 1971 vertelde mijn moeder aan mijn broer en mij voorzichtig het vreselijke nieuws dat mijn
vader een ongeneeslijke ziekte had. Anderhalf jaar heb ik hem zien lijden terwijl hij onder invloed van krachtige medicatie vocht voor zijn leven.Ik kan me nog goed de dag herinneren dat ik de ambulance zag komen om hem naar het ziekenhuis te brengen. Ik wist dat hij nooit meer zou terugkomen. Ik kan nauwelijks de pijn omschrijven die ik voelde. Ik besloot dat omdat hij leed, ik ook moest lijden. Ik doofde een sigaret in mijn handpalm en begon te huilen; ik was ontroostbaar. Op 29 juni 1973 stierf mijn vader. Ik begon me af te vragen: Waarom moest iemand die zo goed was en ons zo veel vreugde gaf, ons verlaten? Waar is hij nu? Kan hij me horen als ik tegen hem praat? Wat voor zin heeft mijn leven nu nog zonder hem?
Een doelloze carrière
Ik gunde me wat tijd om er emotioneel weer bovenop te komen en ging toen voor binnenhuisarchitecte leren. Maar ik was een tikje opstandig en ging van school af. Mijn moeder en ik besloten ons wat meer onder de mensen te begeven en begonnen naar de chique feesten in de amusementswereld te gaan. Vaak zei de gastheer aan het eind van zo’n feest: „Rosalía, zing alsjeblieft een van je liedjes voor ons.” Ze hielden van mijn stem en het gevoel dat ik in mijn liedjes legde en zeiden dat ik het talent van mijn ouders geërfd had.
Op een van die feesten hoorde de componist en dirigent van Arturo Castro and His Castros 76 me zingen en vroeg me om bij zijn groep te komen. In het begin voelde ik er niets voor. Hoewel ik van muziek hield en vanaf mijn veertiende gitaar speelde en muziek componeerde, wilde ik geen professionele zangeres worden. Maar mijn moeder drong er bij mij op aan en ons gezin had een financiële status hoog te houden, dus ging ik uiteindelijk op zijn aanbod in. Zo maakte ik mijn debuut dat aan het begin werd beschreven.
Vanaf het begin van mijn carrière heb ik nooit zonder werk gezeten. Onze groep ging op tournee door Mexico en gaf twee voorstellingen per avond. We traden op in Guatemala, Venezuela, New York en Las Vegas. Ik ben twee jaar bij de groep gebleven. Toen kreeg ik de kans om in films te spelen. Ik kreeg twee keer een bijrol en één keer een hoofdrol, waarvoor ik twee belangrijke prijzen ontving.
Op een dag kreeg ik een telefoontje van de belangrijkste televisieomroep van heel het land. Ze boden me een exclusief contract aan onder hun ’star system’ en de hoofdrol in een soap die naar mij zou worden genoemd. Ik zou ineens aan de top van de amusementswereld komen te staan. Ik zou een fantastisch salaris ontvangen, ook al zou ik niet constant hoeven werken. Omdat ik vond dat ik dat allemaal niet verdiende en omdat ik bang was mijn vrijheid te verliezen, sloeg ik het aanbod af. Ik ging wel in de soap spelen, maar alleen op voorwaarde dat ik mijn toneelopleiding kon voortzetten. Toch was ik niet gelukkig. Ik zat ermee dat andere acteurs jarenlang moeite moesten doen om een hoofdrol in de wacht te slepen, terwijl die mij zomaar in de schoot geworpen werd — voornamelijk omdat ik de dochter was van Tin-Tán.
Toen ging ik platen opnemen. Op mijn eerste plaat stond onder andere de soundtrack voor de soap, waarvan ik de tekst en de muziek zelf geschreven had. Later heb ik een plaat opgenomen in een bekende studio in Londen. Ik maakte nog meer platen en speelde in meerdere films en soaps. Op de eerste pagina van de culturele rubriek in kranten begonnen artikelen over mij te verschijnen, dus je zou kunnen zeggen dat ik het toppunt van succes had bereikt. Toch ontbrak er iets. Ik zag hoe verwaand artiesten waren en hoeveel rivaliteit er onder hen was, en dat ze heel immoreel en hypocriet waren. Ik verloor mijn vertrouwen in mensen.
In de herfst van 1980 zag ik oom Julio op een familiebijeenkomst. Hij had besloten om de opera vaarwel te zeggen, en ik luisterde naar hem toen hij over een door God beloofd paradijs vertelde. Oom Julio zei dat onrechtvaardigheid en verdriet van de aarde zouden verdwijnen en dat er liefde zou heersen. Hij zei ook dat de naam van de ware God Jehovah is. Wat me het meest aansprak, was dat in het paradijs onze gestorven geliefden opgewekt zouden worden. Het idee dat ik mijn vader zou terugzien, maakte me heel blij. Ik miste hem nog steeds en verlangde naar zijn steun en genegenheid. Wat zou het fantastisch zijn om hem weer terug te hebben! Maar diep in mijn
binnenste leek het onmogelijk. Oom Julio gaf me een bijbel en nodigde mijn moeder en mij uit voor een congres van Jehovah’s Getuigen dat een paar weken later gehouden zou worden. We zeiden dat we misschien wel zouden gaan.Ik besluit mijn leven te veranderen
Op een avond was ik in bed aan het roken terwijl ik de bijbel las die mijn oom me gegeven had. Uit wat ik in het boek Spreuken las, concludeerde ik dat licht, begrip en leven hun oorsprong vinden bij God, terwijl duisternis, verwarring en dood een andere bron hebben. Die avond doofde ik mijn allerlaatste sigaret en wachtte tot mijn moeder thuiskwam. Huilend vroeg ik haar om me te steunen bij enkele grote beslissingen. Het eerstvolgende wat ik deed, was naar het theater gaan waar ik de rol van Cordelia in Shakespeares King Lear aan het oefenen was. Ik trok me terug uit het toneelstuk en maakte het uit met mijn vriend, een van de hoofdrolspelers.
Maar ik had nog niet geleerd hoe ik God moest dienen, dus had ik niets om op terug te vallen. Ik raakte in een diepe depressie. Ik bad tot God of hij me wilde helpen het gevoel te krijgen dat ik echt ergens bij kon horen gewoon om wie ik als persoon was, en niet omdat ik talent geërfd had of bekend was. Ik stopte de omgang met mijn vrienden en collega’s en staakte al mijn bezigheden.
De weg naar waar succes
In mijn verwarde toestand dacht ik terug aan mijn ooms uitnodiging voor het congres. Ik belde hem, en hij kwam me ophalen om samen naar het stadion te gaan. Wat ik daar zag, maakte indruk op me. Ik zag nette mensen die geen obscene taal gebruikten, niet rookten en anderen niet probeerden te imponeren. Wat ik uit de bijbel hoorde, deed me denken aan wat ik gelezen had in het boekje Is de bijbel werkelijk het Woord van God? *, dat ik kort na de dood van mijn vader thuis had gevonden.
Rond die tijd kreeg ik weer een hoofdrol in een soap aangeboden. De rol sprak me erg aan omdat die de normen en waarden leek hoog te houden die God behagen en waarover ik op het congres had geleerd. Met dat in gedachten aanvaardde ik de rol. Aan de andere kant moest ik steeds denken aan de raad in de bijbel: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen. Want . . . wat heeft licht met duisternis gemeen?” — 2 Korinthiërs 6:14.
Er groeide in mij een verlangen om God te behagen. Ik wilde met mijn oom en tante meegaan naar een vergadering in de Koninkrijkszaal. De zaal waar hun gemeente vergaderde, was van mij uit een uur rijden, maar de drie daaropvolgende zondagen ging ik erheen. Mijn oom besloot me mee te nemen naar een gemeente bij mij in de buurt. We kwamen aan toen de vergadering bijna afgelopen was, en daar ontmoette ik Isabel, een jonge vrouw van mijn leeftijd. Ze was vriendelijk en had helemaal geen pretenties. Toen mijn oom me aan haar voorstelde als Rosalía Valdés, schonk ze nog niet de minste aandacht aan mijn naam. Dat stond me heel erg aan. Ze bood aan om bij me thuis de bijbel met me te bestuderen.
We begonnen te studeren met behulp van het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt *. Isabel wilde zich graag aan mijn schema aanpassen. Soms moest ze tot heel laat in de avond wachten tot ik klaar was met de opnamen voor de soap. Wat was ik dankbaar dat er eindelijk iemand was die belangstelling voor me had gewoon omdat ik bijbelse waarheden wilde leren kennen! Ze was oprecht, eerlijk en beschaafd — eigenschappen waarvan ik had gedacht dat je ze alleen kon krijgen door filosofie of kunst te studeren. We spraken af meerdere uren achtereen te studeren, en soms wel enkele keren per week.
In het begin was het moeilijk voor me om mijn eigen verkeerde Psalm 37:10, 11). In die periode begon ook de hoop om mijn vader in het Paradijs terug te zien, reëel voor me te worden. Ik dacht vaak aan Jezus’ woorden: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens.” — Johannes 5:28, 29.
ideeën kwijt te raken, maar geleidelijk aan werden ze vervangen door de waarheden uit de bijbel. Ik weet nog hoe ik aangemoedigd werd door Gods belofte: „Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; en gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn. De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Mijn werk voor de soap eindigde, en onmiddellijk kreeg ik alweer andere rollen aangeboden. Hoewel ik daardoor waarschijnlijk nog beroemder zou worden, zou het aannemen ervan hebben betekend dat ik immoraliteit, afgoderij en andere onjuiste ideeën goedkeurde. Ik was te weten gekomen dat Satan echt bestaat en dat hij niet wil dat we Jehovah dienen. Dus sloeg ik de aanbiedingen af en begon ik alle vergaderingen te bezoeken. Uiteraard begrepen mijn moeder en mijn broer niet waarom ik zo veel gelegenheden en zo veel geld liet schieten. Maar ze zagen ook een verandering bij me. Ik was van een ongelukkig en somber mens veranderd in iemand die blij en vol levenslust was. Eindelijk had ik een doel in het leven!
Ik kreeg het verlangen om anderen te vertellen wat ik leerde en het duurde niet lang of ik werd een verkondiger van de schitterende boodschap van Gods koninkrijk. Tijdens de prediking was het soms moeilijk de aandacht van de huisbewoner vast te houden; velen herkenden me als artiest. Meer dan eens kwamen mijn predikingspartner en ik bij mensen aan de deur terwijl ze naar de soap aan het kijken waren waarin ik speelde. De huisbewoners konden niet geloven dat ik bij hen aan de deur stond!
Op 11 september 1982 liet ik me als symbool van mijn opdracht aan Jehovah dopen. Mijn leven had nu echt een doel, en er lag een ander soort carrière voor me. Isabels ijver voor de dienst was een stimulans voor me. Ze was een pionier, zoals volletijddienaren van Jehovah’s Getuigen worden genoemd. Al gauw ging ik met haar mee als ze de bijbel met anderen bestudeerde. Isabel werd mijn beste vriendin.
Ik had mijn werk als actrice zo goed als opgegeven, dus moesten mijn moeder en ik tevreden zijn met een lagere levensstandaard. Ondertussen schreef ik de muziek voor mijn vierde album, waarop ook enkele songs stonden over mijn nieuwe waarden en overtuigingen. Ik schreef een nummer over de vaste hoop die ik had om mijn vader terug te zien. Ik noemde het „Het staat geschreven — Ik zal hem terugzien”. Toen ik het de eerste keer voor mijn moeder zong, was ze diep ontroerd. Ze merkte dat ik er echt van overtuigd was. Toen ze zei dat ze de bijbel wilde bestuderen, was ik overgelukkig. Twee jaar later werd ze een gedoopte dienstknecht van Jehovah. Tot op deze dag is ze nog steeds actief in de dienst.
Na verloop van tijd ging ik het makkelijker vinden om werkaanbiedingen af te slaan. En als ik met een beproeving of verleiding te maken kreeg, stelde ik me voor hoe fantastisch het zou zijn als mijn vader samen met ons in het schitterende paradijs was, en dat sterkte mijn vertrouwen en mijn vastberadenheid om Jehovah te blijven dienen.
Op een dag werd me gevraagd deel uit te maken van de cast voor de Latijns-Amerikaanse versie van Sesamstraat, een kinderprogramma. Ik vond dat ik het niet kon doen en vertelde de producer dat mijn bijbelse principes me niet toestonden om tot het vieren van bijvoorbeeld feestdagen en verjaardagen aan te moedigen. De producer antwoordde dat als ik de baan aannam, hij mijn geloofsovertuigingen zou respecteren en we een contract zouden kunnen tekenen waarin mijn standpunt werd gespecificeerd. Bijgevolg ging ik op het aanbod in en nam tweehonderd afleveringen op. Dat was de laatste job die ik als actrice gedaan heb.
Nu was er alleen nog een contract met de platenmaatschappij waaraan ik gebonden was; dus nam ik tien van mijn nummers op, inclusief de
song die ik over mijn vader en de opstanding geschreven had. Ik had de gelegenheid om dat nummer op tv en tijdens persoonlijke optredens te zingen, waarbij ik altijd over mijn geloof sprak. Maar de platenmaatschappij begon druk op me uit te oefenen om me wat sensueler te presenteren. Toen diende ik mijn ontslag in.Zegeningen in Gods dienst
In december 1983 bracht ik met Isabel een bezoek aan de gebouwen van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York). Daar ontmoette ik Russell Phillips, met wie ik later zou trouwen. We schreven bijna twee jaar met elkaar. Ik kan me nog heel goed de dag herinneren dat ik begon met pionieren. Toen stuurde Russell me rozen — helemaal vanuit New York!
Ik pionierde een jaar samen met Isabel. Toen werd ze uitgenodigd om op het bijkantoor van Jehovah’s Getuigen in Mexico te dienen. Haar gesprekken over haar nieuwe toewijzing wekten het verlangen in me op om mijn dienst uit te breiden en, als het Jehovah’s wil was, ook op Bethel te dienen.
Russell is eveneens een zegen in mijn leven gebleken. Dankzij zijn liefde voor Jehovah en Zijn organisatie ben ik van de volletijddienst gaan houden. Hij hield van Bethel; hij had drie jaar op Bethel in Brooklyn gediend. Nadat we getrouwd waren, gingen we samen pionieren in Colorado (VS). Later werden we uitgenodigd om als internationale werkers te helpen bij de bouw van bijkantoren in andere landen. Wat waren we verrast toen we hoorden dat we aan Mexico werden toegewezen! In april 1990 waren we heel blij met het speciale voorrecht leden van de Bethelfamilie in Mexico te worden. Russells voorbeeld heeft me erg aangemoedigd. Ik bewonderde zijn zelfopofferende geest die hem motiveerde om zijn geboorteland en zijn familie te verlaten en hier in Mexico de Koninkrijksbelangen te dienen.
Russell en ik genoten enorm van ons voorrecht op het bijkantoor van Mexico te dienen. Maar plotseling veranderde alles toen ik zwanger bleek te zijn. Dat nieuws overviel ons. Niettemin hadden we altijd veel bewondering gehad voor ouders die hun kinderen in de weg van de waarheid grootbrengen, en we aanvaardden dit dankbaar als een nieuwe toewijzing. In oktober 1993 werd Evan geboren, en twee en een half jaar later Gianna. Ook al vergt het opvoeden van kinderen onophoudelijke inspanningen, het geeft ons elke keer weer voldoening als onze zoon van elf en onze dochter van acht hun eigen geloof uiten in de dienst.
Momenteel dient Russell in een Regionaal bouwcomité voor de bouw van Koninkrijkszalen, en ik ben onlangs weer begonnen met pionieren. In de afgelopen twintig jaar heb ik twaalf familieleden en acht anderen kunnen helpen de bijbelse waarheid te leren kennen en Jehovah te gaan dienen.
Mijn kinderen vragen me weleens: „Mama, was het moeilijk om het leven in de showbusiness op te geven?” Dan haal ik de woorden van de apostel Paulus aan: „Ik beschouw alle dingen . . . werkelijk als verlies wegens de uitnemende waarde van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer. Om zijnentwil heb ik het verlies van alle dingen aanvaard en ik beschouw ze als een hoop vuil, opdat ik Christus moge winnen” (Filippenzen 3:8). Wat ben ik Jehovah dankbaar dat hij me verlost heeft van een leeg, doelloos leven en me een deel heeft laten worden van zijn prachtige volk! Ik kan hem niet genoeg bedanken voor de ontelbare zegeningen die hij door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, geeft. Vaak zing ik blij de song die ik over mijn vader heb geschreven. Ik ben ervan overtuigd dat ik hem zal terugzien.
[Voetnoten]
^ ¶21 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.
^ ¶24 Uitgegeven door Jehovah’s Getuigen; nu niet meer leverbaar.
[Illustratie op blz. 10]
Met mijn ouders en mijn broer toen ik een jaar was
[Illustratie op blz. 12, 13]
Ik zing samen met Arturo Castro and His Castros 76
[Verantwoording]
Angel Otero
[Illustratie op blz. 14]
Mijn gezin nu
[Illustratieverantwoording op blz. 10]
Activa, 1979