DOMINICAANSE REPUBLIEK
‘Ooit zullen we ze vinden’
‘Ooit zullen we ze vinden’
Rond 1935 begon Pablo González, die in de Cibaovallei woonde, de Bijbel te lezen. Hij was een tijdje aangesloten bij een protestantse groepering, maar ging daar weg toen hij zag dat hun gedrag niet overeenstemde met wat hij in de Bijbel had gelezen. Toch bleef hij Gods Woord bestuderen en begon met anderen te spreken over wat hij leerde, eerst met zijn familie en buren en later met andere personen uit de omgeving. Hij verkocht zijn boerderij en vee en gebruikte de opbrengst hiervan om zijn predikingstocht te financieren.
Tegen 1942 bezocht Pablo minstens tweehonderd families in de omgeving en hield hij regelmatig vergaderingen, hoewel hij nog nooit contact had gehad met Jehovah’s Getuigen. Hij spoorde mensen aan de Bijbel te bestuderen en er in overeenstemming mee te leven. Velen namen wat hij zei ter harte en stopten met het gebruik van tabak en ze gaven hun polygame levenswijze op.
Celeste Rosario was een van degenen die naar de Bijbelse boodschap van Pablo luisterden. Ze vertelde: ‘Een neef van mijn moeder, Negro Jiménez, behoorde tot een van
de groepen van Pablo González. Toen ik zeventien was, bezocht Negro mijn familie en las enkele verzen uit de Bijbel voor. Dat was voor mij voldoende om de katholieke kerk te verlaten. Daar werd in het Latijn voorgelezen en dat begrepen we niet. Kort daarna bezocht Pablo González ons en moedigde ons aan. Hij zei: “We behoren niet tot een van de vele bekende religies, maar we hebben broeders en zusters over de hele wereld. We weten nog niet wie ze zijn en hoe ze heten, maar ooit zullen we ze vinden.”’Pablo had groepjes Bijbelstudenten gevormd in Los Cacaos, Monte Adentro, Salcedo en Villa Tenares. Toen hij in 1948 een busreis maakte, zag hij tijdens een tussenstop in Santiago enkele Getuigen op straat prediken. Ze gaven hem een Wachttoren. Een andere keer verspreidde een zuster twee boeken aan Pablo en nodigde hem uit voor het Avondmaal in Santiago. Wat hij tijdens dat Avondmaal hoorde, maakte een diepe indruk op hem. Hij kwam tot de conclusie dat hij eindelijk de waarheid had gevonden en dat de aanwezigen op die vergadering degenen waren die hij gehoopt had te vinden.
De zendelingen brachten een bezoek aan Pablo’s Bijbelstudenten. Op een van zijn vergaderplaatsen troffen ze 27 volwassenen aan die vol enthousiasme op hen zaten te wachten. Sommigen van de aanwezigen hadden wel 25 kilometer gelopen en anderen hadden 50 kilometer te paard afgelegd! Op de volgende vergaderplaats waren 78 personen aanwezig en weer ergens anders hadden zich 69 personen verzameld.
Pablo gaf de zendelingen een lijst met zo’n 150 geïnteresseerden. Deze nederige en geestelijk ingestelde personen bestudeerden de Bijbel al en pasten de principes daaruit toe. Wat ze nodig hadden, was organisatie en leiding. ‘De zendelingen brachten ons een bezoek en we hielden een vergadering’, vertelde Celeste. ‘Er werden regelingen getroffen voor een doop. Ik was de eerste van mijn familie die gedoopt werd. Nadien lieten ook mijn moeder, Fidelia Jiménez, en mijn zus Carmen zich dopen.’
De eerste kringvergadering in de Dominicaanse Republiek werd van 23 tot 25 september 1949 in Santiago gehouden. Dit gaf het predikingswerk een nieuwe impuls. Er waren veel belangstellenden en het aantal aanwezigen voor de openbare lezing op zondag liep op tot 260. Er waren 28 dopelingen. Deze driedaagse kringvergadering overtuigde veel nieuwelingen ervan dat dit de organisatie was die God gebruikte om zijn wil te volbrengen.