Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

HOOFDSTUK ZES

Ze stortte haar hart bij God uit

Ze stortte haar hart bij God uit

1, 2. (a) Waarom was Hanna ongelukkig toen ze zich op een reis voorbereidde? (b) Wat kunnen we van Hanna’s verhaal leren?

HANNA was druk bezig met de voorbereidingen voor de reis en probeerde niet aan haar problemen te denken. Eigenlijk was dit een tijd om blij te zijn. Elkana, haar man, had de gewoonte het hele gezin elk jaar mee te nemen naar Silo om Jehovah daar in de tabernakel te aanbidden. Jehovah wilde dat iedereen van die feesten genoot. (Lees Deuteronomium 16:15.) En ongetwijfeld had Hanna dat van kinds af aan gedaan. Maar de laatste jaren was dat veranderd.

2 Ze was gezegend met een man die van haar hield. Maar Elkana had nog een vrouw. Ze heette Peninna, en het leek wel of ze eropuit was Hanna het leven zuur te maken. Peninna had een manier gevonden om zelfs die jaarlijkse feesten voor Hanna te verzieken. Hoe deed ze dat? En belangrijker nog, hoe hielp Hanna’s geloof in Jehovah haar om met deze situatie om te gaan, die vaak onmogelijk leek? Als jij moeilijkheden hebt die je ongelukkig maken, zul je Hanna’s verhaal bijzonder ontroerend vinden.

„Waarom is uw hart droevig?”

3, 4. Welke twee grote problemen had Hanna?

3 De Bijbel laat zien dat er in Hanna’s leven twee grote problemen speelden. Aan het ene kon ze weinig doen en aan het andere al helemaal niets. Ten eerste maakte ze deel uit van een polygaam huwelijk en werd ze door de andere vrouw gehaat. Ten tweede was ze onvruchtbaar. Dat is voor elke vrouw die naar kinderen verlangt heel moeilijk, maar in Hanna’s tijd en cultuur veroorzaakte het intens verdriet. Elk gezin rekende erop dat de familienaam door nakomelingen voortgezet zou worden. Onvruchtbaarheid werd gezien als een grote schande.

4 Hanna had daar misschien wel goed mee om kunnen gaan als Peninna er niet was geweest. Polygamie was nooit een ideale situatie. Het veroorzaakte vaak rivaliteit, ruzie en verdriet. Het week heel sterk af van de norm die God in de Hof van Eden had gesteld, namelijk monogamie (Gen. 2:24). De Bijbel schildert dan ook een treurig beeld van polygamie, en de beschrijving van Elkana’s gezin is daar een treffend voorbeeld van.

5. Waarom wilde Peninna Hanna kwetsen, en hoe deed ze dat?

5 Elkana hield het meest van Hanna. Volgens de Joodse overlevering is hij eerst met Hanna getrouwd en een paar jaar later met Peninna. In ieder geval was Peninna erg jaloers op Hanna en ze had heel wat manieren gevonden om het haar moeilijk te maken. Peninna was wel vruchtbaar. Ze kreeg het ene kind na het andere, en hoe meer kinderen ze kreeg, hoe arroganter ze werd. Ze had totaal geen medelijden met Hanna. In plaats van haar te troosten, vernederde Peninna haar constant „om haar van streek te brengen” (1 Sam. 1:6). Dat deed Peninna expres. Ze wilde Hanna kwetsen, en dat lukte.

Hanna had veel verdriet omdat ze onvruchtbaar was, en Peninna maakte het haar nog moeilijker

6, 7. (a) Wat kan voor Hanna een reden zijn geweest om niet alles aan Elkana te vertellen? (b) Blijkt uit Hanna’s onvruchtbaarheid dat Jehovah haar niet goedkeurde? Leg dit uit. (Zie de voetnoot.)

6 Blijkbaar koos Peninna daar het liefst de tijd rond de jaarlijkse pelgrimstocht naar Silo voor uit. Elkana gaf aan elk van Peninna’s vele kinderen — „al haar zonen en haar dochters” — een deel van de slachtoffers die aan Jehovah werden gebracht. Maar omdat hij zo veel van Hanna hield, kreeg ze een speciaal deel. Peninna deed dan zo uit de hoogte tegen Hanna dat de arme Hanna moest huilen en geen hap door haar keel kreeg. Elkana zag natuurlijk dat Hanna van streek was en niet at, dus probeerde hij haar te troosten. Hij vroeg waarom ze huilde en zei: „Ben ik u niet beter dan tien zonen?” — 1 Sam. 1:4-8.

7 Elkana begreep in elk geval dat Hanna’s verdriet met haar onvruchtbaarheid te maken had. En Hanna was er natuurlijk heel blij mee dat hij haar verzekerde van zijn liefde. * Maar Elkana zei niets over de gemene houding van Peninna, en uit het verslag is niet op te maken of Hanna hem erover verteld heeft. Misschien besefte ze dat haar situatie er alleen maar slechter op zou worden als ze daarover zou praten. Zou Elkana er wel iets aan kunnen veranderen? Misschien zou Peninna nog meer op Hanna gaan neerkijken en zouden haar kinderen en bedienden haar voorbeeld gaan volgen. Dan zou Hanna zich steeds meer verstoten voelen in haar eigen huis.

Toen Hanna het thuis heel moeilijk had, zocht ze troost bij Jehovah

8. Waarom is het een troost te weten dat Jehovah de God van gerechtigheid is?

8 Of Elkana nu wel of niet wist hoe gemeen Peninna was, Jehovah God zag alles. Zijn Woord vertelt precies hoe het zat, en dat is een duidelijke waarschuwing voor iedereen die het leuk vindt om jaloerse of kwetsende opmerkingen te maken die zogenaamd onschuldig zijn. Maar voor de slachtoffers is het een troost te weten dat de God van gerechtigheid alles op zijn manier en op zijn tijd rechtzet. (Lees Deuteronomium 32:4.) Misschien wist Hanna dat ook, want ze ging bij Jehovah hulp zoeken.

„Geen bezorgdheid meer”

9. Wat leren we van Hanna’s bereidheid om mee te gaan naar Silo?

9 ’s Ochtends vroeg was het een en al bedrijvigheid in het gezin. Iedereen maakte zich klaar voor de tocht naar Silo, ook de kinderen. Het was een reis van ruim dertig kilometer door de heuvels van Efraïm. * Te voet zou de tocht een dag of twee duren. Hanna wist hoe Peninna zich zou gedragen, maar ze bleef niet thuis. Daarmee is Hanna een mooi voorbeeld voor aanbidders van God in deze tijd. Het is niet goed onze aanbidding van God te laten belemmeren door het slechte gedrag van anderen. Dan zouden we de zegeningen mislopen die ons juist de kracht geven om te volharden.

10, 11. (a) Waarom ging Hanna zo snel mogelijk naar de tabernakel? (b) Hoe stortte Hanna in gebed haar hart voor haar hemelse Vader uit?

10 Na een lange dag over de slingerende bergwegen gelopen te hebben, kwam het grote gezin eindelijk in de buurt van Silo, dat op een heuvel lag die bijna helemaal omringd was door hogere heuvels. Terwijl ze dichterbij kwamen, dacht Hanna waarschijnlijk vooral aan wat ze in gebed tegen Jehovah wilde zeggen. Nadat ze waren aangekomen ging het gezin samen eten. Daarna ging Hanna zo snel mogelijk naar de tabernakel van Jehovah. De hogepriester Eli zat bij de ingang. Maar Hanna was in haar gedachten zo met haar gebed bezig, dat ze hem niet zag. Ze was vol vertrouwen dat er hier in de tabernakel naar haar geluisterd zou worden. Niemand anders kon haar trieste situatie helemaal begrijpen, alleen haar Vader in de hemel. Overweldigd door verdriet begon ze te huilen.

11 Terwijl haar lichaam schokte van het snikken, sprak Hanna in stilte tot Jehovah. Haar lippen trilden terwijl ze in zichzelf de woorden formuleerde om haar verdriet te uiten. Ze bad lang en stortte haar hart bij haar Vader uit. Ze vroeg of hij haar grote wens om een kind te krijgen, wilde verhoren. Maar ze deed meer. Ze wilde niet alleen heel graag dat God haar zou zegenen, ze wilde ook iets aan hem geven. Daarom deed ze een gelofte. Ze zei dat als ze een zoon kreeg, ze het kind aan Jehovah zou geven: hij zou zijn hele leven voor Jehovah’s dienst gebruiken (1 Sam. 1:9-11).

12. Wat leert Hanna’s voorbeeld ons over bidden?

12 Zo gaf Hanna al Gods aanbidders een goed voorbeeld wat bidden betreft. Jehovah wil dat we vrijuit met hem praten en onze zorgen aan hem voorleggen zoals een kind dat vol vertrouwen bij een lieve vader of moeder zou doen. (Lees Psalm 62:8; 1 Thessalonicenzen 5:17.) Petrus schreef onder inspiratie deze vertroostende woorden over het gebed: ’Werp al uw bezorgdheid op hem, want hij zorgt voor u’ (1 Petr. 5:7).

13, 14. (a) Welke verkeerde conclusie trok Eli? (b) Waarom is Hanna’s reactie een mooi voorbeeld van geloof?

13 Mensen zijn helaas niet zo begrijpend en meelevend als Jehovah. Terwijl Hanna huilend aan het bidden was, hoorde ze ineens een stem. Het was Eli, de hogepriester, die haar in de gaten had gehouden. Hij zei: „Hoe lang zult gij u nog als een beschonkene gedragen? Doe uw wijn van u weg.” Eli had gezien dat Hanna’s lippen trilden en dat ze heel emotioneel was. In plaats van te vragen wat er aan de hand was, trok hij meteen de conclusie dat ze dronken was (1 Sam. 1:12-14).

14 Het moet Hanna veel pijn hebben gedaan om op dat verdrietige moment zo’n onterechte beschuldiging naar haar hoofd geslingerd te krijgen, en nog wel van een man in zo’n eervolle positie! Toch gaf ze weer een schitterend voorbeeld van geloof. Ze liet haar aanbidding van Jehovah niet belemmeren door de onvolmaaktheden van een mens. Ze reageerde respectvol en legde Eli haar situatie uit. Toen zei hij, misschien op zachtere toon: „Ga in vrede, en moge de God van Israël uw bede inwilligen, die gij van hem gevraagd hebt” (1 Sam. 1:15-17).

15, 16. (a) Welke uitwerking had het op Hanna dat ze haar hart bij Jehovah had uitgestort? (b) Wat hebben we aan Hanna’s voorbeeld als we last hebben van negatieve emoties?

15 Hoe voelde Hanna zich nadat ze haar hart bij Jehovah had uitgestort en hem daar in zijn tabernakel had aanbeden? Het verslag zegt: „Toen ging de vrouw heen en at, en haar gezicht toonde geen bezorgdheid meer” (1 Sam. 1:18). Hanna voelde zich opgelucht. Het was alsof ze haar zware last bij iemand had neergelegd die veel sterker was dan zij, haar hemelse Vader. (Lees Psalm 55:22.) Zijn er problemen die te zwaar voor hem zijn? Nee, toen niet, nu niet, nooit!

16 Als wij ontmoedigd zijn of gebukt gaan onder verdriet, kunnen we Hanna’s voorbeeld volgen en ons hart uitstorten bij Jehovah, die in de Bijbel de „Hoorder van het gebed” wordt genoemd (Ps. 65:2). Als we dat in geloof doen, merken ook wij misschien dat ons verdriet plaatsmaakt voor „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat” (Fil. 4:6, 7).

„Er is geen rots als onze God”

17, 18. (a) Hoe liet Elkana zien dat hij achter Hanna’s gelofte stond? (b) Welke invloed verloor Peninna?

17 De volgende ochtend ging Hanna met Elkana naar de tabernakel terug. Ze had hem waarschijnlijk verteld over haar verzoek en haar gelofte, want volgens de Wet van Mozes had een man het recht een gelofte die zijn vrouw zonder zijn toestemming had gedaan, ongeldig te verklaren (Num. 30:10-15). Maar Elkana deed dat niet. Hij en Hanna gingen Jehovah samen in de tabernakel aanbidden voordat ze weer naar huis gingen.

18 Wanneer precies besefte Peninna dat het haar niet meer lukte om Hanna van streek te maken? Dat zegt het verslag niet, maar de uitdrukking „geen bezorgdheid meer” doet vermoeden dat Hanna vanaf toen opgewekter was. In elk geval merkte Peninna dat haar hatelijke gedrag geen effect meer had. De Bijbel zegt verder niets meer over haar.

19. Hoe werd Hanna gezegend, en hoe liet ze zien dat ze begreep aan wie ze dat te danken had?

19 Er gingen maanden voorbij, en Hanna’s gevoel van innerlijke vrede groeide uit tot een enorm geluk: ze was in verwachting! Hoewel Hanna heel blij was, vergat ze geen moment aan wie ze dat te danken had. Toen het kind geboren werd, noemde ze hem Samuël. Dat betekent „Naam van God” en slaat blijkbaar op het aanroepen van Gods naam, zoals Hanna had gedaan. Dat jaar ging ze niet met Elkana en het gezin naar Silo. Ze bleef drie jaar met de jongen thuis, totdat hij geen borstvoeding meer kreeg. Toen bereidde ze zich emotioneel voor op de dag waarop ze afscheid zou moeten nemen van haar zoon.

20. Hoe hielden Hanna en Elkana zich aan de belofte die ze aan Jehovah hadden gedaan?

20 Het afscheid zal niet makkelijk zijn geweest. Natuurlijk wist Hanna dat er in Silo goed voor Samuël gezorgd zou worden, misschien door sommigen van de vrouwen die in de tabernakel dienden. Maar hij was nog zo klein, en welke moeder wil niet graag bij haar kind zijn? Toch brachten Hanna en Elkana de jongen naar de tabernakel, niet met tegenzin maar vol dankbaarheid. Nadat ze offers in Gods huis hadden gebracht, droegen ze Samuël over aan Eli en herinnerden ze hem aan de gelofte die Hanna een paar jaar daarvoor gedaan had.

Hanna was echt een goede moeder voor haar zoon Samuël

21. Hoe laat Hanna’s gebed de diepte van haar geloof zien? (Zie ook het kader „ Twee bijzondere gebeden”.)

21 Vervolgens sprak Hanna een gebed uit dat God zo bijzonder vond dat hij het in zijn Woord liet opnemen. Als je dat gebed in 1 Samuël 2:1-10 leest, zul je in elke regel de diepte van haar geloof proeven. Ze loofde Jehovah om de schitterende manier waarop hij zijn macht gebruikt — zijn ongeëvenaarde vermogen om hoogmoedige mensen te vernederen, verdrukte mensen te zegenen en iemand te doden of zelfs van de dood te redden. Ze loofde haar Vader om zijn unieke heiligheid, zijn rechtvaardigheid en zijn trouw. Terecht kon Hanna zeggen: „Er is geen rots als onze God.” Jehovah is absoluut betrouwbaar en onveranderlijk, een toevlucht voor alle onderdrukte mensen die zijn hulp vragen.

22, 23. (a) Waarom moet Samuël toen hij opgroeide geweten hebben dat zijn ouders van hem hielden? (b) Hoe zegende Jehovah Hanna verder?

22 De kleine Samuël had echt een geweldige moeder, die een bijzonder groot geloof in Jehovah had. Hoewel hij haar vast gemist heeft toen hij opgroeide, voelde hij zich nooit vergeten. Ieder jaar kwam Hanna naar Silo en bracht ze een schoudermantel voor hem mee voor zijn dienst in de tabernakel. Elk steekje was een bewijs van haar liefde en zorg voor haar zoon. (Lees 1 Samuël 2:19.) Zie je het al voor je hoe ze de jongen het nieuwe manteltje aandeed, het gladstreek en met veel genegenheid naar hem keek terwijl ze lieve dingen tegen hem zei om hem moed in te spreken? Samuël moet heel blij zijn geweest met zo’n moeder, en later was hij een zegen voor zijn ouders en voor heel Israël.

23 Hanna werd ook niet vergeten. Jehovah zegende haar met vruchtbaarheid en zij en Elkana kregen nog vijf kinderen (1 Sam. 2:21). Maar misschien was Hanna’s grootste zegen wel haar band met haar Vader, Jehovah, die door de jaren heen steeds sterker werd. Als je het geloof van Hanna navolgt, kun je ook zo’n hechte band met Jehovah hebben.

^ ¶7 Hoewel het verslag zegt dat Jehovah ’Hanna’s moederschoot toegesloten had’, blijkt nergens uit dat God deze nederige en gelovige vrouw niet goedkeurde (1 Sam. 1:5). De Bijbel schrijft soms gebeurtenissen aan God toe die hij gewoon een tijdlang heeft toegelaten.

^ ¶9 Bij het berekenen van de afstand is ervan uitgegaan dat Elkana’s woonplaats, Rama, de plaats was die in Jezus’ tijd Arimathea heette.