De apostel die een dief werd
Hoofdstuk 37
De apostel die een dief werd
HEEFT iemand wel eens iets van je gestolen? — Hoe vond je dat? — Degene die het stal, was een dief, en niemand houdt van een dief.
Wist je dat een van Jezus’ apostelen een dief werd? — Hij heette Judas Iskáriot.
Judas wist wat goed was. Als kleine jongen had hij al de wet van God gehoord. Hij wist dat God zelfs één keer met een krachtige stem vanuit de hemel had gesproken en tot zijn volk had gezegd: ’Jullie mogen niet stelen.’ Judas wist dat Gods wet rechtvaardig was. — Exodus 20:15.
Toen hij ouder werd, ontmoette hij de Grote Onderwijzer. Judas luisterde heel graag naar Jezus. Judas werd een discipel van Jezus. Later koos Jezus Judas zelfs uit om een van zijn twaalf apostelen te worden.
Jezus en zijn apostelen waren veel bij elkaar. Zij reisden samen. Zij aten samen. En het geld voor de groep werd in een kist bewaard. Jezus gaf die geldkist aan Judas om ervoor te zorgen.
Het geld was natuurlijk niet van Judas. Jezus zou hem zeggen wat hij ermee moest doen. Maar weet je wat Judas na een tijdje begon te doen? Hij begon geld uit de kist te nemen wanneer dit niet de bedoeling was. Hij deed het als de anderen niet keken. Hij werd een dief. Nu begon hij steeds
aan geld te denken. Hij probeerde manieren te bedenken om er meer van te krijgen.Op zekere dag nam een vrouw wat heerlijke olie en gebruikte die voor Jezus’ voeten, om hem een genoegen te doen. Judas was hier echter niet over te spreken. Hij zei dat de olie verkocht had moeten worden, zodat zij meer geld zouden hebben om het aan arme mensen te geven. In werkelijkheid wilde hij meer geld in de geldkist hebben zodat hij dit kon stelen. Hoe denk jij over zo iemand? — Johannes 12:1-6.
Jezus zei toen niet rechtstreeks tegen Judas dat hij een dief was. Maar hij zei wel dat hij het de vrouw die zo vriendelijk geweest was, niet moeilijk moest maken. Judas vond dit niet prettig. Wat zou hij doen?
Hij had spijt moeten hebben. Hij had aan Jezus moeten zeggen dat hij had gestolen en hij had het geld moeten teruggeven. Maar in plaats daarvan deed hij iets verschrikkelijks.
Hij ging naar de overpriesters, die vijanden van Jezus waren. Zij wilden Jezus arresteren. Maar zij wilden dit ’s nachts doen, zodat de mensen hen niet zouden zien. Judas zei tegen hen: ’Ik zal jullie vertellen hoe jullie Jezus te pakken kunnen krijgen als jullie mij geld geven. Hoeveel willen jullie mij Matthéüs 26:14-16.
geven?’ De priesters zeiden: ’Wij zullen je dertig zilverstukken geven!’ Dat was een heleboel geld. —De slechte Judas nam het geld aan. Het was net alsof hij de Grote Onderwijzer aan die mannen verkocht. Kun je je voorstellen dat iemand zo iets verschrikkelijks doet? — Dat komt er nu van als iemand een dief wordt. Hij houdt meer van geld dan van God.
Laten wij ervoor zorgen dat wij dit heel goed begrijpen. Om te kunnen beseffen wat een dief is, moeten wij weten wat het betekent iets te bezitten. Mensen bezitten dingen omdat zij ervoor hebben gewerkt. Of zij hebben het met geld gekocht. Of misschien hebben zij het wel als geschenk gekregen.
Als je vader werkt, krijgt hij er geld voor. Is dat geld van hem? — Ja, omdat hij ervoor heeft gewerkt. Het is niet van jou; het is van hem.
Met dat geld koopt hij de dingen die in jullie huis nodig zijn. Hij is er de eigenaar van. Omdat het van hem is, heeft hij het recht te zeggen wie er gebruik van mag maken. Hij zal je vertellen of je ermee mag spelen of niet. En waarschijnlijk laat hij ook je moeder zeggen wat je ermee mag doen.
Af en toe ga je wel eens bij andere kinderen thuis spelen, niet waar? — De dingen in hun huis zijn het eigendom van hun vader. Zou het juist zijn om iets bij hen weg te pakken en mee naar huis te nemen? — Dit kan alleen maar als hun vader of
moeder zegt dat je dit mag doen. Als je iets mee naar huis neemt zonder het aan hen te vragen, is dat diefstal.Waarom steelt iemand? — Hij ziet misschien iets wat aan iemand anders toebehoort. Misschien is het een fiets. Hoe meer hij naar die fiets kijkt en erover denkt, hoe mooier hij hem vindt. Als hij niet liefdevol is, kan het hem niet schelen hoe de andere persoon erover denkt. Misschien probeert hij de ander dan ook te slaan om de fiets van hem te kunnen afpakken. Of misschien wacht hij totdat de ander niet kijkt. Dan neemt hij de fiets weg. Wat doet hij eigenlijk? — Hij steelt.
Misschien ziet de andere persoon niet dat hij de fiets steelt. Maar iemand ziet het hem wel doen. Weet je wie? — Jehovah God ziet het hem doen. God ziet dat hij een dief is.
Het maakt helemaal niets uit of de andere persoon veel heeft of weinig. Sommige mensen gaan naar een winkel en zien daar een heleboel dingen liggen. Zij zien iets wat zij heel graag zouden willen hebben. Zij maken zichzelf misschien wijs dat niemand dat ene ding zal missen. Daarom nemen zij het weg, maar zij betalen er niet voor. Is dat juist? — Nee, het is diefstal.
Wanneer mensen dat doen, zijn zij net als Judas. Judas was namelijk een dief! Laten wij er goed voor zorgen dat wij nooit als hij worden.
(Het is verkeerd te stelen. De bijbel maakt dit duidelijk in Markus 10:17-19, Romeinen 13:9 en Efeziërs 4:28.)