Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Babylon de Grote is gevallen!”

„Babylon de Grote is gevallen!”

Hoofdstuk 30

„Babylon de Grote is gevallen!”

1. Wat kondigt de tweede engel aan, en wie is Babylon de Grote?

HET is het uur van Gods oordeel! Luister daarom naar de van God afkomstige boodschap: „En een andere, een tweede engel, volgde en zei: ’Ze is gevallen! Babylon de Grote is gevallen, zij die alle natiën van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft doen drinken!’” (Openbaring 14:8) Hier vestigt de Openbaring voor de eerste doch niet voor de laatste maal de aandacht op Babylon de Grote. Later, in hoofdstuk 17, zal ze beschreven worden als een wulpse hoer. Wie is Babylon de Grote? Zoals wij zullen zien, is ze een wereldomvattend rijk, is ze religieus en is ze Satans imitatiestelsel dat hij gebruikt om tegen het zaad van Gods vrouw te strijden (Openbaring 12:17). Babylon de Grote is het hele wereldrijk van valse religie. Ze omvat alle religies die de religieuze leringen en gebruiken van het oude Babylon in stand houden en die zijn geest aan de dag leggen.

2. (a) Hoe verbreidde de Babylonische religie zich tot alle delen van de aarde? (b) Wat is het prominentste deel van Babylon de Grote, en wanneer verscheen het als een machtige organisatie op het wereldtoneel?

2 Het was in Babylon, meer dan 4000 jaar geleden, dat Jehovah de talen verwarde van degenen die de toren van Babel trachtten te bouwen. De verschillende taalgroepen werden tot de einden der aarde verstrooid en ze namen de afvallige geloofsovertuigingen en gebruiken die het fundament vormen van de meeste religies die er tot op heden zijn, met zich mee (Genesis 11:1-9). Babylon de Grote is het religieuze deel van Satans organisatie. (Vergelijk Johannes 8:43-47.) Haar prominentste deel in deze tijd is de afvallige christenheid, die in de vierde eeuw na Christus als een machtige, wetteloze organisatie op het wereldtoneel verscheen met leerstellingen en formalistische gebruiken die niet aan de bijbel maar grotendeels aan de Babylonische religie ontleend zijn. — 2 Thessalonicenzen 2:3-12.

3. Hoe kan er worden gezegd dat Babylon de Grote gevallen is?

3 Misschien vraagt u: ’Waarom kondigt de engel aan dat Babylon de Grote gevallen is, aangezien religie nog steeds erg invloedrijk is op aarde?’ Bedenk eens wat er na 539 v.G.T. gebeurde als gevolg van de val van het oude Babylon in dat jaar. Welnu, Israël werd bevrijd om naar zijn eigen land terug te keren en de ware aanbidding aldaar te herstellen! Derhalve vormt het feit dat het geestelijke Israël in 1919 tot een schitterende geestelijke voorspoed werd hersteld, welke tot op deze dag voortduurt en zich uitbreidt, het bewijs dat Babylon de Grote in dat jaar gevallen is. Ze heeft niet meer de macht Gods volk gekluisterd te houden. Bovendien is ze binnen haar eigen gelederen in grote moeilijkheden geraakt. Sinds 1919 zijn haar verdorvenheid, oneerlijkheid en immoraliteit wijd en zijd aan de kaak gesteld. In bijna geheel Europa gaan nog maar weinig mensen naar de kerk. Te schande gemaakt in de ogen van allen die Gods Woord der waarheid liefhebben, wacht Babylon de Grote thans als het ware in haar dodencel op de voltrekking van Jehovah’s rechtvaardige oordeel aan haar.

Babylons roemloze val

4-6. Hoe heeft ’Babylon de Grote alle natiën van de wijn van de toorn van haar hoererij doen drinken’?

4 Laten wij de omstandigheden rondom de roemloze val van Babylon de Grote eens wat uitvoeriger beschouwen. De engel vertelt ons hier dat „Babylon de Grote . . . alle natiën van de wijn van de toorn van haar hoererij heeft doen drinken”. Wat betekent dit? Het houdt verband met verovering. Jehovah zei bijvoorbeeld tot Jeremia: „Neem deze beker met de wijn der woede uit mijn hand, en gij moet die al de natiën waarheen ik u zend, laten drinken. En ze moeten drinken en heen en weer slingeren en zich als waanzinnigen gedragen wegens het zwaard dat ik onder hen zend” (Jeremia 25:15, 16). In de zesde en zevende eeuw v.G.T. gebruikte Jehovah het Babylon uit de oudheid om een symbolische beker van verdrukking in te schenken waaruit vele natiën moesten drinken, met inbegrip van het afvallige koninkrijk Juda, zodat zelfs zijn eigen volk in ballingschap werd gevoerd. Vervolgens viel op zijn beurt Babylon omdat zijn koning zich tegen Jehovah, „de Heer van de hemel”, verhief. — Daniël 5:23.

5 Babylon de Grote kan ook op veroveringen bogen, maar deze zijn voor het grootste deel subtieler geweest. Ze heeft ’alle natiën doen drinken’ door gebruik te maken van de verlokkingen van een prostituée en religieuze hoererij met hen te bedrijven. Ze heeft politieke heersers verleid tot het sluiten van bondgenootschappen en vriendschappen met haar. Door middel van religieuze bekoringen heeft ze listig aangestuurd op politieke, commerciële en economische onderdrukking. Om zuiver politieke en commerciële redenen heeft ze tot religieuze vervolging en godsdienstoorlogen en kruistochten, alsook tot oorlogen tussen de natiën, opgehitst. En ze heeft deze oorlogen geheiligd door te zeggen dat die Gods wil waren.

6 Het is algemeen bekend dat de religie betrokken is bij de oorlogen en het politieke gekonkel van de twintigste eeuw — zoals in het sjintoïstische Japan, het hindoeïstische India, het boeddhistische Vietnam, het „christelijke” Noord-Ierland en Latijns-Amerika, alsook in andere landen — waarbij niet voorbijgegaan mag worden aan de rol die de aalmoezeniers en veldpredikers gespeeld hebben door in de twee wereldoorlogen aan beide zijden van het front jonge mannen aan te sporen elkaar af te slachten. Een klassiek voorbeeld van het geflirt van Babylon de Grote is het aandeel dat ze heeft gehad aan de Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939, waarin ten minste 600.000 mensen gedood werden. Dit bloedvergieten geschiedde op aanstichting van aanhangers van de katholieke geestelijkheid en hun medestanders en ten dele omdat de rijkdom en de positie van de Kerk door de wettige regering van Spanje bedreigd werden.

7. Wie is het voornaamste doelwit van Babylon de Grote, en welke methoden heeft ze tegen dit doelwit aangewend?

7 Aangezien Babylon de Grote het religieuze deel van Satans zaad is, heeft ze altijd Jehovah’s „vrouw”, „het Jeruzalem dat boven is”, tot haar voornaamste doelwit gemaakt. In de eerste eeuw werd de gemeente van gezalfde christenen duidelijk als het zaad van de vrouw geïdentificeerd (Genesis 3:15; Galaten 3:29; 4:26). Babylon de Grote deed haar uiterste best die eerbare gemeente te veroveren door haar tot het bedrijven van religieuze hoererij te verleiden. De apostelen Paulus en Petrus waarschuwden dat velen zouden zwichten en dat dit tot een grote afval zou leiden (Handelingen 20:29, 30; 2 Petrus 2:1-3). Jezus’ boodschappen aan de zeven gemeenten gaven te kennen dat Babylon de Grote er tegen het einde van Johannes’ leven al enigszins in was geslaagd de gemeente te verderven (Openbaring 2:6, 14, 15, 20-23). Maar Jezus had reeds getoond hoe ver ze zou mogen gaan.

De tarwe en het onkruid

8, 9. (a) Wat werd in Jezus’ gelijkenis van de tarwe en het onkruid te kennen gegeven? (b) Wat gebeurde er „terwijl de mensen sliepen”?

8 In zijn gelijkenis van de tarwe en het onkruid sprak Jezus over een mens die voortreffelijk zaad op een veld zaaide. Maar „terwijl de mensen sliepen”, kwam een vijand en zaaide er onkruid overheen. De tarwe werd derhalve aan het oog onttrokken door het onkruid. Jezus verklaarde deze illustratie als volgt: „De zaaier van het voortreffelijke zaad is de Zoon des mensen; het veld is de wereld; het voortreffelijke zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk; maar het onkruid zijn de zonen van de goddeloze, en de vijand die het zaaide, is de Duivel.” Vervolgens toonde hij dat de tarwe en het onkruid te zamen zouden mogen opgroeien tot „het besluit van het samenstel van dingen”, wanneer de engelen het symbolische onkruid zouden „verzamelen”. — Matthéüs 13:24-30, 36-43.

9 Waarvoor Jezus en de apostelen Paulus en Petrus hadden gewaarschuwd, gebeurde. „Terwijl de mensen sliepen”, hetzij nadat de apostelen ontslapen waren of toen christelijke opzieners slaperig werden met betrekking tot het waken over de kudde Gods, ontkiemde er midden in de gemeente Babylonische afval (Handelingen 20:31). Al gauw overtrof het onkruid de tarwe verre in aantal, zodat deze aan het oog onttrokken werd. Eeuwenlang kan het erop geleken hebben dat het zaad van de vrouw volledig schuilging onder de wijde rokken van Babylon de Grote.

10. Wat gebeurde er in de jaren ’70 van de negentiende eeuw, en hoe reageerde Babylon de Grote daarop?

10 In de jaren ’70 van de negentiende eeuw begonnen gezalfde christenen vastberaden pogingen te doen zich te distantiëren van de overspelige wegen van Babylon de Grote. Zij ontdeden zich van de valse leerstellingen die de christenheid vanuit het heidendom had ingevoerd en predikten onverschrokken aan de hand van de bijbel dat de tijden der heidenen in 1914 zouden eindigen. Het voornaamste werktuig van Babylon de Grote, de geestelijkheid der christenheid, kantte zich tegen deze tekenen van herstel van de ware aanbidding. Tijdens de Eerste Wereldoorlog trokken zij voordeel van de oorlogshysterie in een poging die kleine groep van getrouwe christenen uit te roeien. In 1918, toen hun activiteiten bijna volledig onderdrukt waren, leek het alsof Babylon de Grote haar doel had bereikt. Ze scheen over hen te hebben gezegevierd.

11. Waartoe leidde de val van het oude Babylon?

11 Zoals wij reeds eerder hebben opgemerkt, beleefde de trotse stad Babylon in 539 v.G.T. een rampspoedige val uit haar machtspositie. Toen werd de roep gehoord: „Ze is gevallen! Babylon is gevallen!” De belangrijke zetel van het wereldrijk was in handen gevallen van de legers van Medo-Perzië onder Cyrus de Grote. Hoewel de stad zelf de verovering doorstond, was het met haar macht werkelijk gedaan, en haar val leidde ertoe dat haar joodse gevangenen bevrijd werden. Zij keerden naar Jeruzalem terug om de ware aanbidding aldaar te herstellen. — Jesaja 21:9; 2 Kronieken 36:22, 23; Jeremia 51:7, 8.

12. (a) Hoe kan er in onze tijd gezegd worden dat Babylon de Grote gevallen is? (b) Waaruit blijkt dat Jehovah de christenheid volledig verworpen heeft?

12 In onze tijd is de roep dat Babylon de Grote gevallen is, eveneens gehoord! Het tijdelijke succes dat de Babylonische christenheid in 1918 had behaald, werd volledig ongedaan gemaakt in 1919, toen het overblijfsel van de gezalfden, de Johannesklasse, door een geestelijke opstanding hersteld werd. Babylon de Grote was gevallen wat betreft haar vermogen om Gods volk in gevangenschap te houden. Als sprinkhanen zwermden Christus’ gezalfde broeders uit de afgrond, gereed voor actie (Openbaring 9:1-3; 11:11, 12). Zij waren de hedendaagse „getrouwe en beleidvolle slaaf”, en de Meester stelde hen aan over al zijn bezittingen op aarde (Matthéüs 24:45-47). Dat zij op deze wijze werden gebruikt, bewees dat Jehovah de christenheid volledig verworpen had, ondanks haar bewering dat ze hem op aarde vertegenwoordigde. De zuivere aanbidding was hersteld en de weg was open voor het voltooien van het werk dat bestaat in het verzegelen van het overblijfsel van de 144.000 — de overgeblevenen van het zaad van de vrouw, de eeuwenoude vijandin van Babylon de Grote. Dit alles beduidde een verpletterende nederlaag voor die satanische religieuze organisatie.

Volharding voor de heiligen

13. (a) Wat kondigt de derde engel aan? (b) Welk oordeel velt Jehovah over degenen die het merkteken van het wilde beest ontvangen?

13 Nu spreekt de derde engel. Luister! „En een andere engel, een derde, volgde hen en zei met een luide stem: ’Indien iemand het wilde beest en zijn beeld aanbidt en een merkteken aan zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, zal hij ook drinken van de wijn van de toorn van God, die ongemengd in de beker van zijn gramschap is ingeschonken’” (Openbaring 14:9, 10a). In Openbaring 13:16, 17 werd onthuld dat degenen die gedurende de dag des Heren het beeld van het wilde beest niet zouden aanbidden, lijden zouden ondergaan — ja, zelfs gedood zouden worden. Nu vernemen wij dat Jehovah besloten heeft het oordeel te vellen over degenen die „het merkteken [hebben], de naam van het wilde beest of het getal van zijn naam”. Zij zullen gedwongen worden een bittere ’beker der gramschap’ van Jehovah’s toorn te drinken. Wat zal dit voor hen betekenen? In 607 v.G.T., toen Jehovah Jeruzalem dwong „zijn beker van woede” te drinken, werd de stad het voorwerp van door de Babyloniërs toegebrachte „gewelddadige plundering en verbreking, en honger en zwaard” (Jesaja 51:17, 19). Zo zal het ook voor de aanbidders van de politieke machten der aarde en hun beeld, de Verenigde Naties, op een rampspoed uitlopen wanneer zij de beker van Jehovah’s gramschap te drinken krijgen (Jeremia 25:17, 32, 33). Zij zullen volledig verdelgd worden.

14. Wat moeten degenen die het wilde beest en zijn beeld aanbidden, ondergaan zelfs voordat zij worden vernietigd, en hoe beschrijft Johannes dit?

14 Maar zelfs voordat dit gebeurt, moeten degenen die het merkteken van het beest hebben, de pijnigende gevolgen van Jehovah’s misnoegen ondergaan. Sprekend over iemand die het wilde beest en zijn beeld aanbidt, deelt de engel het volgende aan Johannes mee: „En hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en ten aanschouwen van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid, en dag noch nacht hebben zij rust, zij die het wilde beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt.” — Openbaring 14:10b, 11.

15, 16. Wat is de strekking van de woorden „vuur en zwavel” in Openbaring 14:10?

15 Sommigen hebben de vermelding hier van vuur en zwavel („vuur en sulfer”, Statenvertaling) als bewijs voor het bestaan van een hellevuur opgevat. Maar een korte beschouwing van een soortgelijke profetie laat de werkelijke strekking van die woorden in deze context zien. In de dagen van Jesaja waarschuwde Jehovah de natie Edom dat ze gestraft zou worden vanwege haar vijandschap tegen Israël. Hij zei: „Haar stromen moeten veranderd worden in pek, en haar stof in zwavel, en haar land moet worden als brandend pek. Bij nacht noch bij dag zal het worden geblust; tot onbepaalde tijd zal zijn rook blijven opstijgen. Van geslacht tot geslacht zal ze verschroeid zijn, voor altijd en eeuwig zal niemand er doortrekken.” — Jesaja 34:9, 10.

16 Werd Edom in het een of andere mythische hellevuur geworpen om voor eeuwig te branden? Natuurlijk niet. De natie verdween veeleer volkomen van het wereldtoneel alsof ze totaal verteerd was door vuur en zwavel. Het uiteindelijke gevolg van de straf was niet eeuwige pijniging, maar „ledigheid . . . woestheid . . . niets” (Jesaja 34:11, 12). De rook ’die tot onbepaalde tijd opstijgt’, is een levendige illustratie daarvan. Wanneer een huis afbrandt, blijft er enige tijd nadat de vlammen uitgegaan zijn nog rook uit de as opstijgen, waardoor aan toeschouwers het bewijs wordt geleverd dat er een verwoestende brand is geweest. Zelfs nu nog herinnert Gods volk zich de les die uit de verwoesting van Edom getrokken moet worden. Aldus stijgt ’de rook van haar verbranding’ op symbolische wijze nog steeds op.

17, 18. (a) Hoe loopt het af met degenen die het merkteken van het wilde beest ontvangen? (b) Hoe worden aanbidders van het wilde beest gepijnigd? (c) In welk opzicht ’stijgt de rook van hun pijniging tot in alle eeuwigheid op’?

17 Degenen die het merkteken van het wilde beest hebben, zullen ook volledig verdelgd worden, als door vuur. Zoals de profetie later onthult, zullen hun dode lichamen onbegraven gelaten worden, tot voedsel voor viervoetige dieren en vogels (Openbaring 19:17, 18). Het is dus duidelijk dat zij niet letterlijk voor eeuwig gefolterd worden! Hoe worden zij „gepijnigd . . . met vuur en zwavel”? Doordat de bekendmaking van de waarheid hen aan de kaak stelt en hen voor Gods komende oordeel waarschuwt. Daarom belasteren zij Gods volk en overreden, waar dit mogelijk is, het politieke wilde beest op sluwe wijze om Jehovah’s Getuigen te vervolgen en zelfs te doden. Op het beslissende hoogtepunt zullen deze tegenstanders als met vuur en sulfer verdelgd worden. Dan ’stijgt de rook van hun pijniging tot in alle eeuwigheid op’ doordat Gods veroordeling van hen als toetssteen zal dienen ingeval Jehovah’s rechtmatige soevereiniteit ooit nog betwist wordt. Die strijdvraag zal tot in alle eeuwigheid beslecht zijn.

18 Wie brengen in deze tijd de pijnigende boodschap? Bedenk dat de symbolische sprinkhanen de autoriteit hebben om de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben, te pijnigen (Openbaring 9:5). Klaarblijkelijk zijn deze symbolische sprinkhanen onder leiding van de engelen de pijnigers. Hun doorzettingsvermogen is zo krachtig dat ’zij die het wilde beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt, dag noch nacht rust hebben’. En ten slotte zal, na hun vernietiging, het monumentale bewijs van die rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit, „de rook van hun pijniging”, tot in alle eeuwigheid opstijgen. Moge de Johannesklasse volharden totdat die rechtvaardiging voltooid is! Zoals de engel besluit: „Hier komt het op volharding aan voor de heiligen, voor hen die de geboden van God en het geloof van Jezus onderhouden.” — Openbaring 14:12.

19. Waarom is er volharding van de zijde van de heiligen nodig, en uit welk verslag van Johannes putten zij kracht?

19 Ja, ’volharding voor de heiligen’ betekent dat zij door bemiddeling van Jezus Christus Jehovah aanbidden en hem exclusieve toewijding schenken. Hun boodschap is niet populair. Ze heeft tegenstand, vervolging en zelfs de marteldood tot gevolg. Maar zij putten kracht uit wat Johannes vervolgens bericht: „En ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: ’Schrijf: Gelukkig zijn de doden die van nu af aan in eendracht met de Heer sterven. Ja, zegt de geest, laat hen rusten van hun moeizame arbeid, want de dingen die zij gedaan hebben, gaan tegelijk met hen.’” — Openbaring 14:13.

20. (a) Hoe komt de door Johannes opgetekende belofte overeen met Paulus’ profetie omtrent Jezus’ tegenwoordigheid? (b) Welk speciale voorrecht wordt beloofd aan de gezalfden die sterven nadat Satan uit de hemel is verwijderd?

20 Deze belofte komt goed overeen met Paulus’ profetie betreffende Jezus’ tegenwoordigheid: „Zij die dood zijn in eendracht met Christus zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden, die overblijven [degenen van de gezalfden die gedurende de dag des Heren nog in leven zijn], te zamen met hen in wolken worden weggerukt, de Heer tegemoet in de lucht” (1 Thessalonicenzen 4:15-17). Nadat Satan uit de hemel was verwijderd, stonden degenen die dood waren in eendracht met Christus, eerst op. (Vergelijk Openbaring 6:9-11.) Daarna wordt aan de gezalfden die gedurende de dag des Heren sterven, een speciaal voorrecht beloofd. Zij worden onmiddellijk, „in een oogwenk”, tot geestelijk leven in de hemel opgewekt (1 Korinthiërs 15:52). Wat een schitterend voorrecht! En zij kunnen hun werken van rechtvaardigheid zonder onderbreking in het hemelse rijk voortzetten.

De oogst van de aarde

21. Wat vertelt Johannes ons over „de oogst van de aarde”?

21 Deze oordeelsdag zal ook tot welzijn van anderen zijn, zoals Johannes ons vervolgens vertelt: „En ik zag, en zie! een witte wolk, en op de wolk zat iemand gelijk een mensenzoon, met een gouden kroon op zijn hoofd en een scherpe sikkel in zijn hand. En een andere engel [de vierde] kwam uit het tempelheiligdom en riep met een luide stem tot degene die op de wolk zat: ’Sla uw sikkel erin en oogst, want het uur om te oogsten is gekomen, want de oogst van de aarde is door en door rijp.’ En degene die op de wolk zat, wierp zijn sikkel op de aarde, en de aarde werd geoogst.” — Openbaring 14:14-16.

22. (a) Wie is degene die een gouden kroon op zijn hoofd heeft en op de witte wolk zit? (b) Wanneer vindt het hoogtepunt van de oogst plaats, en hoe?

22 Er bestaat geen onzekerheid omtrent de identiteit van degene die op de witte wolk zit. Aangezien hij op een witte wolk zit, op een mensenzoon lijkt en een gouden kroon op zijn hoofd heeft, kan hij niemand anders zijn dan Jezus, de Messiaanse Koning, die ook door Daniël in een visioen werd gezien (Daniël 7:13, 14; Markus 14:61, 62). Maar wat is de oogst waarover hier geprofeteerd wordt? Toen Jezus op aarde was, vergeleek hij het maken van discipelen met het oogsten van het veld der mensenwereld (Matthéüs 9:37, 38; Johannes 4:35, 36). Het hoogtepunt van dit oogstwerk komt in de dag des Heren, wanneer Jezus als Koning gekroond is en voor zijn Vader het oordeel voltrekt. Derhalve is de tijd waarin hij sinds 1914 regeert, ook de vreugdevolle tijd voor het binnenhalen van de oogst. — Vergelijk Deuteronomium 16:13-15.

23. (a) Van wie is het bevel om met oogsten te beginnen afkomstig? (b) Welk oogsten heeft van 1919 tot nu toe plaatsgevonden?

23 Hoewel Jezus een Koning en een Rechter is, wacht hij met het oogsten op het bevel van Jehovah, zijn God. Dat bevel komt uit „het tempelheiligdom” bij monde van een engel. Onmiddellijk gehoorzaamt Jezus. Eerst laat hij, vanaf 1919, zijn engelen het oogsten van de 144.000 voltooien (Matthéüs 13:39, 43; Johannes 15:1, 5, 16). Vervolgens vindt de oogstinzameling van de grote schare andere schapen plaats (Johannes 10:16; Openbaring 7:9). Uit de geschiedenis blijkt dat tussen 1931 en 1935 een behoorlijk aantal van deze andere schapen op het toneel begon te verschijnen. In 1935 gaf Jehovah de Johannesklasse inzicht in de werkelijke identiteit van de grote schare uit Openbaring 7:9-17. Vanaf die tijd werd er veel nadruk gelegd op de bijeenvergadering van deze schare. Tegen het jaar 2005 hadden zij het aantal van zes miljoen overschreden, en hun aantal neemt nog steeds toe. Degene die gelijk een mensenzoon is, heeft gedurende deze tijd van het einde beslist een overvloedige, vreugdevol stemmende oogst binnengehaald. — Vergelijk Exodus 23:16; 34:22.

De wijnstok der aarde treden

24. Wat heeft de vijfde engel in zijn hand, en wat roept de zesde engel uit?

24 Wanneer de oogst van redding is voltooid, is de tijd voor een andere oogst aangebroken. Johannes bericht: „En nog een andere engel [de vijfde] kwam uit het tempelheiligdom, dat in de hemel is, en ook hij had een scherpe sikkel. En nog een andere engel [de zesde] kwam van het altaar, en hij had autoriteit over het vuur. En hij riep met een luide stem tot degene die de scherpe sikkel had en zei: ’Sla uw scherpe sikkel erin en zamel de trossen van de wijnstok der aarde in, want zijn druiven zijn rijp geworden’” (Openbaring 14:17, 18). Aan de legerscharen engelen is gedurende de dag des Heren veel oogstwerk toevertrouwd, waarbij de goeden van de kwaden worden gescheiden!

25. (a) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat de vijfde engel uit het tempelheiligdom kwam? (b) Waarom is het passend dat het bevel om met oogsten te beginnen, afkomstig is van een engel ’die van het altaar kwam’?

25 De vijfde engel komt uit het tempelheiligdom, de plaats van Jehovah’s tegenwoordigheid; de laatste oogst vindt derhalve ook overeenkomstig Jehovah’s wil plaats. De engel krijgt het bevel om met zijn werk te beginnen door een boodschap die wordt overgebracht via een andere engel, die ’van het altaar kwam’. Dit feit is zeer betekenisvol, aangezien getrouwe zielen onder het altaar hadden gevraagd: „Tot wanneer, Soevereine Heer, heilige en waarachtige, weerhoudt gij u ervan te oordelen en ons bloed te wreken aan hen die op de aarde wonen?” (Openbaring 6:9, 10) Met het oogsten van de wijnstok der aarde wordt aan deze roep om wraak voldaan.

26. Wat is „de wijnstok der aarde”?

26 Maar wat is „de wijnstok der aarde”? In de Hebreeuwse Geschriften werd de joodse natie Jehovah’s wijnstok genoemd (Jesaja 5:7; Jeremia 2:21). Insgelijks worden Jezus Christus en degenen die met hem in Gods koninkrijk zullen dienen, een wijnstok genoemd (Johannes 15:1-8). In deze setting is het belangrijke kenmerk van een wijnstok dat hij vruchten voortbrengt, en de ware christelijke wijnstok heeft overvloedig veel vruchten tot Jehovah’s lof voortgebracht (Matthéüs 21:43). „De wijnstok der aarde” kan derhalve niet deze ware wijnstok zijn maar moet Satans imitatie ervan zijn, namelijk zijn verdorven zichtbare regeringsstelsel over de mensheid, met zijn veelsoortige „trossen” van demonische vruchten die in de loop der eeuwen zijn voortgebracht. Babylon de Grote, waarin de afvallige christenheid zo’n prominente plaats inneemt, heeft grote invloed op deze giftige wijnstok uitgeoefend. — Vergelijk Deuteronomium 32:32-35.

27. (a) Wat gebeurt er wanneer de engel met de sikkel de wijnstok der aarde inzamelt? (b) Uit welke profetieën in de Hebreeuwse Geschriften blijkt hoe groot de oogst is?

27 Het oordeel moet worden voltrokken! „En de engel wierp zijn sikkel naar de aarde en oogstte de wijnstok der aarde af, en hij slingerde hem in de grote wijnpers van de toorn van God. En de wijnpers werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de wijnpers tot aan de tomen der paarden, over een afstand van duizend zeshonderd stadiën” (Openbaring 14:19, 20). Jehovah’s verbolgenheid over deze wijnstok is reeds lang geleden aangekondigd (Zefanja 3:8). Een profetie in het boek Jesaja laat er geen twijfel over bestaan dat hele natiën vernietigd zullen worden wanneer de wijnpers wordt getreden (Jesaja 63:3-6). Ook Joël heeft geprofeteerd dat grote „menigten”, hele natiën, in „de wijnpers” in „de laagvlakte der beslissing” tot vernietiging getreden zouden worden (Joël 3:12-14). Werkelijk een kolossale oogst die nooit meer geëvenaard zal worden! Volgens Johannes’ visioen worden niet alleen de druiven geoogst, maar wordt de hele symbolische wijnstok omgehakt en ter vertreding in de wijnpers geworpen. Aldus zal de wijnstok der aarde uitgeroeid worden en nooit meer kunnen ontspruiten.

28. Wie treden de wijnstok der aarde, en wat wordt te kennen gegeven door het feit dat de wijnpers ’buiten de stad wordt getreden’?

28 In het visioen geschiedt het treden door paarden, want het bloed dat uit de druiven wordt getreden, reikt tot aan „de tomen der paarden”. Aangezien de uitdrukking „paarden” gewoonlijk op oorlogshandelingen duidt, moet dit een tijd van oorlog zijn. Over de legers in de hemel die Jezus volgen in de laatste oorlog tegen Satans samenstel van dingen, wordt gezegd dat zij „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” treden (Openbaring 19:11-16). Het is duidelijk dat zij het zijn die de wijnstok der aarde treden. De wijnpers wordt ’buiten de stad getreden’, dat wil zeggen buiten het hemelse Sion. Het is inderdaad passend dat de wijnstok der aarde op aarde getreden zou worden. Maar ze zal ook „buiten de stad” getreden worden in die zin dat de overgeblevenen van het zaad van de vrouw, die het hemelse Sion op aarde vertegenwoordigen, geen schade toegebracht zal worden. Dezen zullen te zamen met de grote schare veilig geborgen zijn binnen Jehovah’s aardse organisatorische regeling. — Jesaja 26:20, 21.

29. Hoe diep is de rivier van bloed uit de wijnpers, over welke afstand strekt ze zich uit, en wat wordt door dit alles te kennen gegeven?

29 Dit levendige visioen heeft een parallel in het verpletteren van de koninkrijken der aarde door de Koninkrijkssteen, zoals in Daniël 2:34, 44 wordt beschreven. Er zal een volledige verdelging zijn. De rivier van bloed uit de wijnpers is heel diep, tot aan de tomen der paarden, en strekt zich uit over een afstand van 1600 stadiën. * Dit kolossale getal, dat wordt verkregen door vier in het kwadraat met tien in het kwadraat te vermenigvuldigen (4 x 4 x 10 x 10), brengt zeer nadrukkelijk de boodschap over dat het bewijs van de vernietiging over de gehele aarde aangetroffen zal worden (Jesaja 66:15, 16). De vernietiging zal volledig en onherroepelijk zijn. Nooit, nee nooit meer zal Satans wijnstok der aarde wortel schieten! — Psalm 83:17, 18.

30. Wat zijn de vruchten van Satans wijnstok, en wat dient ons vaste besluit te zijn?

30 Nu wij zo ver in de tijd van het einde leven, is het visioen van deze twee oogsten van zeer grote betekenis. Wij hoeven alleen maar om ons heen te kijken om de vruchten van Satans wijnstok te zien. Abortussen en andere vormen van moord; homoseksualiteit, overspel en andere vormen van immoraliteit; oneerlijkheid en gebrek aan natuurlijke genegenheid — al zulke dingen maken deze wereld walgelijk in Jehovah’s ogen. Satans wijnstok draagt „een giftige plant en alsem als vrucht”. De verderfelijke, afgodische weg van deze wijnstok onteert de Grootse Schepper van de mensheid (Deuteronomium 29:18; 32:5; Jesaja 42:5, 8). Wat een voorrecht is het actief verbonden te zijn met de Johannesklasse in het binnenhalen van de oogst van gezonde vruchten die Jezus tot Jehovah’s lof voortbrengt! (Lukas 10:2) Mogen wij allen vastbesloten zijn ons nooit te laten bezoedelen door de wijnstok van deze wereld, en mogen wij het aldus vermijden te zamen met de wijnstok der aarde getreden te worden wanneer Jehovah’s ongunstige oordeel voltrokken wordt.

[Voetnoot]

^ ¶29 1600 stadiën is ongeveer 300 kilometer. — Openbaring 14:20, NW, Studiebijbel, voetnoot.

[Studievragen]

[Kader op blz. 208]

De wijn van haar hoererij’

Een in het oog springend deel van Babylon de Grote is de Rooms-Katholieke Kerk. De Kerk wordt bestuurd door de paus in Rome en beweert dat elke paus een opvolger van de apostel Petrus is. Hier volgen enkele gepubliceerde feiten over deze zogenaamde opvolgers:

Formosus (891-896): „Negen maanden na Formosus’ dood werd zijn lichaam uit de pauselijke crypte gehaald en ter berechting voor een ’kadaversynode’ onder voorzitterschap van Stefanus [de nieuwe paus] gebracht. De overleden paus werd beschuldigd van buitensporige ambitie voor het pausschap en al zijn daden werden ongeldig verklaard. . . . Het lijk werd van de pauselijke staatsiegewaden ontdaan; de vingers van de rechterhand werden geamputeerd.” — New Catholic Encyclopedia.

Stefanus VI (896-897): „Binnen een paar maanden [na de berechting van Formosus’ dode lichaam] maakte een gewelddadige reactie een einde aan het pontificaat van paus Stefanus; de pauselijke insignia werden hem afgenomen, hij werd gevangengezet en gewurgd.” — New Catholic Encyclopedia.

Sergius III (904-911): „Zijn twee onmiddellijke voorgangers . . . werden in de gevangenis gewurgd. . . . In Rome werd hij gesteund door de familie Theophylactus, bij een van wier dochters, Marozia, hij een zoon zou hebben gehad (de latere paus Johannes XI).” — New Catholic Encyclopedia.

Stefanus VII (928-931): „In de laatste jaren van zijn pontificaat had paus Johannes X . . . zich de woede op de hals gehaald van Marozia, de Donna Senatrix van Rome, en was gevangengezet en vermoord. Marozia verleende het pausschap aan paus Leo VI, die na een ambtsperiode van 6 1/2 maand stierf. Stefanus VII volgde hem op, waarschijnlijk dank zij de invloed van Marozia. . . . Tijdens zijn tweejarige pontificaat was hij machteloos onder de overheersing van Marozia.” — New Catholic Encyclopedia.

Johannes XI (931-935): „Direct na de dood van Stefanus VII . . . verkreeg Marozia, uit het Huis van Theophylactus, het pausschap voor haar zoon Johannes, een jongeman van nauwelijks 20. . . . Als paus werd Johannes door zijn moeder gedomineerd.” — New Catholic Encyclopedia.

Johannes XII (955-964): „Hij was amper achttien, en verslagen uit die tijd maken eensluidend melding van zijn gebrek aan interesse voor geestelijke zaken, zijn verslaving aan lomp vermaak en zijn ongeremd liederlijke leven.” — The Oxford Dictionary of Popes.

Benedictus IX (1032-1044; 1045; 1047-1048): „Hij werd berucht omdat hij zijn pausschap aan zijn peetvader verkocht en het vervolgens naderhand tweemaal weer opeiste.” — The New Encyclopædia Britannica.

In plaats van het voorbeeld van de getrouwe Petrus te volgen, oefenden deze en andere pausen dus een slechte invloed uit. Zij lieten toe dat bloedschuld en geestelijke en fysieke hoererij, alsook een Izébel-invloed, de Kerk bezoedelden die zij bestuurden (Jakobus 4:4). In 1917 zette het door de Bijbelonderzoekers uitgegeven boek The Finished Mystery veel van deze feiten breedvoerig uiteen. Dit was één manier waarop de Bijbelonderzoekers in die dagen ’de aarde met allerlei plagen sloegen’. — Openbaring 11:6; 14:8; 17:1, 2, 5.

[Illustratie op blz. 206]

De op de troon geplaatste Christus voltrekt het oordeel met behulp van engelen

[Illustratie op blz. 207]

Na Babylons val in 539 v.G.T. werden zijn gevangenen vrijgelaten