Ezechiël 48:1-35

48  ‘Dit zijn de namen van de stammen, te beginnen vanaf het uiterste noorden: Het deel van Dan+ loopt langs de weg van He̱thlon naar Le̱bo-Ha̱math*+ en Ha̱zar-E̱nan, langs de grens van Damaskus naar het noorden, bij Ha̱math.+ Het strekt zich uit van de oost- tot de westgrens. 2  Het deel van Aser+ grenst aan Dan, van de oost- tot de westgrens. 3  Het deel van Na̱ftali+ grenst aan Aser, van de oost- tot de westgrens. 4  Het deel van Manasse+ grenst aan Na̱ftali, van de oost- tot de westgrens. 5  Het deel van Efraïm grenst aan Manasse,+ van de oost- tot de westgrens. 6  Het deel van Ruben grenst aan Efraïm,+ van de oost- tot de westgrens. 7  Het deel van Juda grenst aan Ruben,+ van de oost- tot de westgrens. 8  Aan de grens van Juda, van de oost- tot de westgrens, moet de bijdrage die jullie moeten afzonderen 25.000 el* breed zijn+ en even lang als de delen van de andere stammen, van de oost- tot de westgrens. Het heiligdom zal in het midden komen. 9  De bijdrage die jullie voor Jehovah moeten afzonderen, zal 25.000 el lang en 10.000 el breed zijn. 10  Dit zal de heilige bijdrage voor de priesters zijn:+ 25.000 el aan de noordkant, 10.000 el aan de westkant, 10.000 el aan de oostkant en 25.000 el aan de zuidkant. Het heiligdom van Jehovah zal in het midden komen. 11  Het is voor de geheiligde priesters uit de zonen van Za̱dok,+ degenen die hun verantwoordelijkheden tegenover mij zijn nagekomen en die niet zijn afgedwaald toen de Israëlieten en de Levieten afdwaalden.+ 12  Ze zullen een deel krijgen van de bijdrage van het land dat is afgezonderd als iets allerheiligst, dat grenst aan het gebied van de Levieten. 13  Pal naast het gebied van de priesters krijgen de Levieten een deel van 25.000 el lang en 10.000 el breed. (De volledige omvang is 25.000 lang en 10.000 breed.) 14  Dat is het beste deel van het land en ze mogen er niets van verkopen, ruilen of overdragen, want het is iets heiligs voor Jehovah. 15  Het resterende gebied van 5000 el breed langs de grens van 25.000 el is niet heilig en is bestemd voor de stad,+ als woongebied en als weidegrond. De stad zal in het midden komen.+ 16  Dit zijn de afmetingen van de stad: de noordgrens is 4500 el, de zuidgrens 4500 el, de oostgrens 4500 el en de westgrens 4500 el. 17  De weidegrond van de stad is 250 el naar het noorden, 250 el naar het zuiden, 250 el naar het oosten en 250 el naar het westen. 18  De lengte van het resterende deel zal overeenkomen met de heilige bijdrage:+ 10.000 el naar het oosten en 10.000 el naar het westen. Het zal overeenkomen met de heilige bijdrage, en de opbrengst ervan zal degenen die de stad dienen van voedsel voorzien. 19  Degenen die de stad dienen uit alle stammen van Israël zullen het bebouwen.+ 20  De volledige bijdrage is 25.000 el in het vierkant. Jullie moeten het, inclusief het bezit van de stad, afzonderen als de heilige bijdrage. 21  Wat aan weerskanten overblijft van de heilige bijdrage en het bezit van de stad, is voor de leider.+ Het ligt naast de grenzen van 25.000 el ten oosten en ten westen van de bijdrage. Het komt overeen met deze aangrenzende delen, en het is voor de leider. De heilige bijdrage en het heiligdom van de tempel zullen in het midden komen. 22  Het bezit van de Levieten en het bezit van de stad komt tussen wat voor de leider is. Het gebied van de leider komt tussen de grens van Juda+ en de grens van Benjamin. 23  Vervolgens de overige stammen: Het deel van Benjamin loopt van de oost- tot de westgrens.+ 24  Het deel van Simeon grenst aan Benjamin,+ van de oost- tot de westgrens. 25  Het deel van I̱ssaschar+ grenst aan Simeon, van de oost- tot de westgrens. 26  Het deel van Ze̱bulon grenst aan I̱ssaschar,+ van de oost- tot de westgrens.+ 27  Het deel van Gad grenst aan Ze̱bulon,+ van de oost- tot de westgrens. 28  Grenzend aan Gad loopt de zuidgrens vanaf Tamar+ tot het water van Me̱ribath-Ka̱des,+ tot de Wadi*+ en verder tot de Grote Zee.* 29  Dit is het land dat jullie als erfdeel onder de stammen van Israël moeten verdelen,+ en dit zullen hun delen zijn’,+ verklaart de Soevereine Heer Jehovah. 30  ‘Dit zullen de uitgangen van de stad zijn. De noordkant zal 4500 el zijn.+ 31  De poorten van de stad zullen worden genoemd naar de stammen van Israël. Van de drie poorten op het noorden is er één poort voor Ruben, één poort voor Juda en één poort voor Levi. 32  De oostkant zal 4500 el lang zijn, en er zijn drie poorten: één poort voor Jozef, één poort voor Benjamin en één poort voor Dan. 33  De zuidkant zal 4500 el zijn, met drie poorten: één poort voor Simeon, één poort voor I̱ssaschar en één poort voor Ze̱bulon. 34  De westkant zal 4500 el lang zijn, met drie poorten: één poort voor Gad, één poort voor Aser en één poort voor Na̱ftali. 35  De omtrek zal 18.000 el zijn. En de naam van de stad zal vanaf die dag zijn: Jehovah is daar.’+

Voetnoten

Of ‘de ingang van Hamath’.
Dit is de lange el. Zie App. B14.
D.w.z. de Middellandse Zee.
D.w.z. de Wadi van Egypte.

Aantekeningen

Media