Amos 4:1-13

  • Boodschap tegen koeien van Basan (1-3)

  • Jehovah veracht valse aanbidding Israël (4, 5)

  • Israël laat zich niet corrigeren (6-13)

    • ‘Bereid je voor op ontmoeting met je God’ (12)

    • ‘God vertelt mens Zijn gedachten’ (13)

4  ‘Hoor dit woord, koeien van Ba̱sandaar op de berg van Sama̱ria,+vrouwen die de zwakken tekortdoen+ en de armen vertrappen,die tegen hun man* zeggen: “Breng ons iets te drinken!”  2  De Soevereine Heer Jehovah heeft gezworen bij zijn heiligheid: “‘De dagen komen dat hij jullie zal optrekken met slagershaken,en wie van jullie overblijft met vishaken.  3  Elk van jullie zal regelrecht naar buiten gaan door bressen in de muur. Jullie zullen worden weggeslingerd naar Ha̱rmon’, verklaart Jehovah.”  4  “Kom naar Bethel en bega overtredingen,*+kom naar Gi̱lgal en bega er nog meer!+ Breng in de morgen je slachtoffers+en op de derde dag je tienden.+  5  Verbrand een dankoffer van gezuurd brood.+ Verkondig luid je vrijwillige gaven! Want dat doen jullie zo graag, Israëlieten”, verklaart de Soevereine Heer Jehovah.  6  “En ik, ik gaf jullie schone tanden* in al jullie stedenen gebrek aan brood in al jullie huizen.+ Toch kwamen jullie niet bij mij terug”,+ verklaart Jehovah.  7  “Ook onthield ik jullie regen, drie maanden voor de oogst.+ Op de ene stad liet ik het regenen, op de andere niet. Op het ene stuk land regende het,maar het stuk waarop het niet regende verdorde.  8  Uit twee of drie steden wankelden mensen naar één stad om water te drinken,+maar ze kregen niet genoeg. Toch kwamen jullie niet bij mij terug”,+ verklaart Jehovah.  9  “Ik sloeg jullie met korenbrand en meeldauw.+ Jullie verkregen steeds meer tuinen en wijngaarden,maar de sprinkhanen verslonden jullie vijgenbomen en olijfbomen.+ En nog steeds kwamen jullie niet bij mij terug”,+ verklaart Jehovah. 10  “Ik stuurde een epidemie op jullie af als die van Egypte.+ Met het zwaard doodde ik jullie jonge mannen+ en maakte ik jullie paarden buit.+ Ik liet de stank van jullie kampen in jullie neusgaten opstijgen.+ Toch kwamen jullie niet bij mij terug”, verklaart Jehovah. 11  “Ik heb jullie verwoestzoals ik Sodom en Gomorra heb verwoest.+ Jullie waren als een houtblok dat uit het vuur is weggerukt. Toch kwamen jullie niet bij mij terug”,+ verklaart Jehovah. 12  Dat zal ik dus met je doen, Israël. Omdat ik dit met je ga doen, Israël,moet je je voorbereiden op een ontmoeting met je God. 13  Hij heeft de bergen gevormd+ en de wind geschapen.+ Hij vertelt de mens Zijn gedachten,hij verandert de dageraad in duisternis+en hij loopt over de hoogten van de aarde.+ Jehovah, de God van de legermachten, is zijn naam.’

Voetnoten

Of ‘meester’.
Of ‘en kom in opstand’.
Of ‘gaf jullie geen voedsel’.